(Toubab Dialo, km 9860) Ik zit zoals elke ochtend te schrijven op een klif met onder mij de zee. Om mij heen klinken de trommels van de djembeschool: de hele dag door steeds andere meeslepende ritmes. Iets verderop zit een beroemde dansschool: l`ècole des sables.
Het is bijna regentijd, maar nog net niet. We eten ons suf aan de mango`s die uit alle bomen rollen. De vis komt hier met bananenchutney of gestoofd in cocossaus met gember. Er is weer wijn – en niet eens zulke slechte. Bloem krijgt djembe-les. Samen met haar vader en zusjes klautert ze in reusachtige baobab-bomen of ze laten zich door de reuzengolven omver gooien. We hebben zelfs onze eerste mini-safari gedaan en stonden meteen oog in oog met vier vriendelijke giraffen. Er waren ook slapende zwarte neushoorns, dichterbij dan ik ze in Afrika ooit heb gezien.
Fame
Fame goes Senegal. Beneden op het zand oefenen twee jongens iets dat lijkt op capoeira, de Braziliaanse vechtdans. Het schijnt ze niet te storen dat ik stiekem kijk. Hun blote bovenlijven glinsteren van het zweet, ze dragen schelpenkettinkjes en rastavlechtjes in hun haar. Na al die theeverslaafde, in kaftans gehulde, zwaar-gelovige heerschappen, zijn dit tenminste weer mannen waar je lekker naar kunt kijken.
Dat denken dus ook de wanhopige toeristes, die hier voor de duur van hun vakantie een man inhuren. Ze zijn Amerikaans of Duits, middelbaar, een beetje te dik en verlegen. Aan hun zijde prijkt steevast een mooie jongen met rastahaar, die hen hoffelijk begeleidt. De dames maken zogenaamd nonchalant foto’s met een wegwerpcamera en blozen in hun nieuwe sari. Het klopt van geen kanten.
FC Barcelona
Want wie hier woont, heeft geen boodschap aan safari. Constant is het gevecht tegen de sluimerende armoede. Magere zwarte jongetjes komen van alle kanten op ons af om te bedelen om een pen, een snoepje, of gewoon om geld. Opvallend veel van hen zijn gekleed in shirts van FC Barcelona. Voetbal is een van de weinige manieren om te ontsnappen. Of dansen. Of drummen. Ook daarom dansen de jongens op het strand beneden alsof hun leven ervan afhangt. Optreden willen ze, weg van dit arme binnenland waar bijna geen werk is en waar het werk dat er is zo ontzettend slecht betaalt. Naar Dakar, naar het buitenland. Al bij de grens zagen we de busjes staan, volgestouwd met instrumenten.
De hoofdprijs is natuurlijk Europa. “Kun je geen uitnodiging voor me regelen?” is de meestgestelde vraag. Zo makkelijk is dat niet, betogen wij, bij ons is ook niet veel werk, het is er koud en druk, het leven is enorm hectisch.
Dat begrijpen ze heel goed, maar hier is toch hun email-adres. Voor die uitnodiging.