(Arquipelago dos Bijagos, Guinee Bissau) Toen de nieuwe veerboot in gebruik werd genomen hadden de bewoners van alle eilanden zich verzameld voor de eerste aankomst. De vorige veerboot had het maar een dag volgehouden, dus nu was er, jaren later, reden voor feest. De vrouwen van Bubaque dansten in hun raffiarokjes met hun billen naar achteren en maakten de verwachte toestroom van toeristen belachelijk door te zwaaien met mobiele telefoons en te doen alsof ze van alles foto’s maakten. Van een afstandje keken de kapiteins van de houten roeibootjes toe hoe de nieuwe boot er niet in slaagde om aan te leggen. Vijf, zes, zeven keer moest het schip heen en weer varen, touwen vielen in het water en de Portugese bemanning schreeuwde. Toen konden eindelijk de eerste toeristen aan land: een witte familie die een klein kind bij zich had met sterrenkleurig haar, dat met ernstige ogen keek naar de vrouwen van Bubaque die nu voor haar dansten en in hun borsten knepen.
Op de kade floepte de streng met feestverlichting aan en het begon sterk te ruiken naar geroosterde vis. De Portugese kapitein glunderde naar de vrouw van de Amerikaanse hulporganisatie en zette de motor van het schip uit. Toen begon het te regenen.
De reuzenschildpadden
Het regende vlinders, ballonnen, palmvruchten en genoeg water om de putten van de eilanden gedurende weken gesloten te houden. Terwijl de bewoners zich zo goed mogelijk schuilhielden onder de palmbladeren daken van hun huizen, liet de witte familie zich met een klein bootje over manshoge golven door de open zee brengen naar het eiland dat de reuzenschildpadden dat jaar hadden uitgekozen om hun eieren te leggen. Na zes uur bereikten ze het eiland, waar ze hun natte kleren uitwrongen en de onderzoekers een tentje voor ze opzetten naast dat van hen.
De nacht was donker, maar droog, en zodra het vloed werd kwamen de schildpadden aan land. Gewapend met rode lichtjes – om de schildpadden niet bang te maken- liepen de onderzoekers over het strand om ze te tellen en de indrukwekkende omvang van hun schild op te meten. Het hele strand was bezaaid: ze kwamen uit zee en sleepten zich tot waar het water niet kon komen en daar begonnen ze te graven. De drie blonde meisjes, bijna net zo groot als de schildpadden zelf, schenen met hun rode lichtje in de kuil en zagen het gat van de vinnen steeds dieper worden. Toen kwamen de eieren, klein en wit als pingpongballen die door de moeders met venijnige bewegingen werden bedekt met zand; zo werden er die nacht duizenden begraven.
De dag erna begon de zon te schijnen en die bleef dat doen, zodat de familie nooit meer wegging en bleef zwemmen tussen parende schildpadden en vliegeren en zandkastelen bouwen. Ze vingen reusachtige vissen – pijlstaartroggen en ook een enorme met een rotkop die door de bewoners van het eiland Mussolini werd genoemd- en maakten wandelingen langs het oerwoud over stranden die zo onmetelijk en uitgestorven waren dat zelfs de papegaaien ervan zwegen en de schrijfster eindelijk haar pen neerlegde.
Heilig eiland
Pas toen ze, een en al zout en zand, terugkwamen op Bubaque, hoorden ze dat ze al die tijd op een voor de bewoners Heilig Eiland hadden vertoefd waar speciale ceremoniën werden gehouden. Ze zouden die magische krachten nog hard nodig hebben om terug te keren naar het vasteland, want -zo werd hun verteld- de grote veerboot, die intussen was teruggevaren naar de hoofdstad om de minister van transport op te halen, was bij het aanleggen aldaar op de kademuur geknald en tot nader order uit de vaart gehaald.