(Moyale, km 41300)
De zwarte stenenwoestijn zindert in de zon. Op het laatst zijn er geen dorpjes meer, alleen nog maar Samburu-strijders met roze veren op hun hoofd. Het zijn kamelenherders; er zijn grote kuddes op de weg, wel meer dan honderd.
Stuiterend over het wasbord komen we dan eindelijk Ethiopië binnen. Als we de meegebrachte fles cola openmaken, spuit het water als een fontein omhoog. Maar de auto geeft geen krimp en er komt maar één piepklein gaatje in de band. Het eerste deel van de oversteek door de woestijn is gelukt!
De grens loopt dwars door de stad. Aan de Keniase kant is die stoffig en vies. Maar in Ethiopie ligt er asfalt. Er zijn straatlantaarns, vrolijk geschilderde huizen, terrasjes met patio’s en bougainville. Overal bomen. Een bank en een internetcafé. Wij had dat nou gedacht van dit Live Aid ellendeland? En wie wist dat Ethiopie het land is waar de koffie, de pizza en de eerste mensen vandaan komen? Ik niet in elk geval.
We nemen het duurste hotel van de stad (tien euro) en proberen het zand en stof van ons af te spoelen met een douche die voortdurend schokken geeft als je eronder staat. Er blijft maar roestbruin water van ons afkomen, ik ben bang dat we nooit meer echt schoon worden.
Zure pannenkoeken
De menukaart van het restaurant is voor ons onleesbaar. Ilco wijst zomaar wat aan. Er komen enorme, zure pannenkoeken met groente en vlees erop. Je eet met je handen. Met rechts, heb ik gelezen, want de linkerhand is onrein – die gebruik je op de wc. Bloem zit te ploeteren, want die is links. Chaia pakt er stiekem een boterham bij en Dunya pikt de stukjes vlees weg. We nemen nog even de Ethiopische etiquette door: geen harde geluiden maken in het openbaar, dat is onbeleefd. “Dus niet hard niezen, papa.” En als iemand je met zijn hand een hapje eten voert, nooit weigeren, dat is een grove belediging. Maar ook niet met je mond de vingers van de ander aanraken. Bloem en Chaia kijken elkaar even aan, maar zeggen wijselijk niets.
Ondertussen vragen we ons af of we een nieuwe tijdzone in zijn gegaan en we vragen de ober hoe laat het is. “Twelve,” zegt hij. Nee, hoe láát het is. Ilco buigt zich over het digitale horloge van de man. Er staat 12. Pas dan komen we erachter dat de tijd in Ethiopie anders is. Om zes uur ’s ochtend gaat de zon op en dan beginnen ze met tellen. Dus zeven uur onze tijd is bij hen één uur en twaalf uur is dus… precies.
Prinsessenbedden
Na dagen van gehobbel kunnen de meisjes eindelijk weer tekenen en schrijven.
Maar lang houden we het niet vol, onze eerste avond in Ethiopie – hoe zacht en zwoel het buiten ook is en hoe toverachtig de moskee ook voor ons zingt. Als we onze ogen dichtdoen, is het alsof we nog steeds rijden.
Die nacht slapen we in enorme prinsessenbedden met glimmend satijnen en kanten spreien, precies wat Chaia zo mooi vindt. Nog nooit was een bed zo zacht!