(Gonder, km 43703 )
Er staat een groep Ethiopische mannen rond de auto. Ze hebben hun ogen gesloten, de oudste prevelt zangerig voor zich uit. Hun handen zijn gevouwen, ze bidden. Voor Zeerover.
De auto staat inderdaad griezelig scheef op de rand van een berg. Er was plotseling een enorm gat in de weg (die toch al vol lag met zand, scherpe stenen en rotsblokken) en nu kunnen we niet verder. Niet omhoog: de banden draaien zich alleen maar steeds vaster in het stenengruis. Maar achteruit gaat ook niet, dan storten we de berg af. We krijgen er acuut ellendige Mauritanie-herinneringen van en willen absoluut geen enkel risico nemen met onze zwaarbeladen auto, ons huis. Pogingen van de mannen uit een naburig dorpje om de 2500-kilo zware auto een stukje op te schuiven, zijn inmiddels jammerlijk mislukt. Wat nu? Bidden!
Monniken
In Ethiopie weten ze wat devotie is. Overal zijn reusachtige, orthodoxe kerken met gouden koepels, alle restaurants zitten zonder vlees omdat het vastentijd is, jonge mensen lopen stuk voor stuk rond met grote kruisen om hun nek. De vrijwilligers die we hier ontmoeten werken voor Moeder Theresa. Er is een meer waar op elk eiland wel een klooster zit. We worden er ontvangen door stokoude monniken (die ook rabbijnen of imams zouden kunnen zijn) en besprenkeld met heilig water uit oude bronnen. Nu komen we zeker in de hemel, zo wordt ons verzekerd – een hele geruststelling. Iedereen kust Dunya’s hand en ik word teruggestuurd om een broek aan te trekken (en ik had nog wel zo’n keurig rokje aan). Zelfs als we bij iemand thuis koffie drinken (de bonen worden ter plekke op een vuurtje geroosterd en in de vijzel fijngestampt – zoooo lekker!) staat keihard de tv aan met daarop een of andere Amerikaanse tv-dominee die de ene na de andere lamme weer laat lopen.‘Zijn jullie christen?’ vraagt onze gastheer. Ilco begint over vrijheid van godsdienst en iedereen zijn eigen geloof. Het komt niet aan. Het ‘Amen’ en ‘Praise the Lord’ galmt door het kleine huisje en iedereen doet mee.
Tolkien
Maar het zijn niet alleen de christenen. Eén nacht kunnen we niet slapen omdat van zonsondergang tot zonsopgang de muezzin luidkeels bidt en zingt door de speakers van de moskee, want het is de geboortedag van de profeet Mohammed.
Een paar uur later staan we tussen de zeventiende-eeuwse kastelen en badhuizen van oude keizers in Gonder (de Lonely Planet spreekt heel Tolkien-achtig over ‘the rise and fall of Gonder’) en ontmoeten daar een groep jonge Amerikaanse joden die ons vertellen over een schijnbaar enorme joodse gemeenschap die ze jiddische liedjes aan het leren zijn. Ik voel me een soort heiden als ik de meiden uit Harrie Potter voorlees (om maar niet te spreken van mijn eigen heksenboek)… Wie had dat nou gedacht? Het is een wonderbaarlijk land, dat Ethiopië.
En onze Zeerover? Ook dat is een wonder. Die heeft God maar mooi met een tractor uit het gat gesleurd. De hulptroepen heffen verrukt hun handen naar de hemel. En wij gaan vrolijk verder – naar Sudan.
Vrolijk Pasen!