(Antalya, 59360)
Plotseling blijkt dat het bevolkingsregister ons heeft uitgeschreven als bewoners van Amsterdam. Mensen die zo lang op pad zijn, tellen kennelijk niet meer mee en stiekem wil ik eigenlijk ook nergens meer wonen. Telkens als we een paar dagen op een plek zijn, krijg ik de neiging om alles in de auto te gooien en verder te gaan. Hele werelden trekken aan je voorbij; van weinig dingen word ik zo blij als van de road movie die reizen heet.
Neem nu de afgelopen week. Van de grens van Iran koersen we naar het westen. Dwars door de ruige bergen waar de Koerden wonen (politiecontrole en tanks om de haverklap). En over een meer, waar een spookboot op vaart. Alles zit erop: hutten, wc’s, een bar die open is, rijen met stoeltjes, maar de enige passagiers zijn wij. De auto staat in het ruim, naast een immense goederentrein die zomaar de boot op is gereden. Met een verlaten boot door een verlaten landschap … zo moet de tocht over de Styx naar de Onderwereld voelen.
Abrikozen
En dan wordt alles lieflijk en oranje.
Het is abrikozentijd in Malatya en overal liggen velden vol te drogen in de hete zomerzon. Het is de ultieme boeren-zomeridylle. Een romantische film vol meisjes in bonte rokken, schorten vol abrikozen, oude omaatjes die vakkundig zitten te ontpitten, trotse landheren die her en der een vrucht plukken en keurend proeven, tentenkampjes van de hulpploegen in de schaduw van de boomgaard– dat zijn ook weer hele families- stoere jongens hoog in de bomen… en maar schudden en schudden totdat het overal abrikozen regent.
Onze dochters zitten algauw vakkundig mee te helpen. Rapen, pitten eruit en proeven natuurlijk. Kratten en kisten vol worden opgestapeld. Verse, gedroogde, ook een ‘speciale oogst’ die helemaal bruin is maar smaakt naar pure honing… nog nooit hebben we zoveel abrikozen achter elkaar gegeten. Als we uiteindelijk wegrijden, komen ze ons nog achterna rennen met tassen vol. De auto barst nu van de abrikozen en nog ver na Malatya eten wij kilo’s per dag.
Anton Pieck
Fairy chimneys – schoorsteentjes van feeën, zo noemen ze de vreemde rotsformaties in het maanlandschap van Capedocia, in het midden van Turkije. Ze staan overal en de meeste zijn bewoond. We gaan hier niet kamperen maar slapen in zo’n puntig rotshuis, in een schilderij van Anton Pieck. Dwergenkinderen spelen op straat en vanuit de verte klinkt wat Koerdische fluitmuziek. ’s Nachts zitten wij voor onze rots en zien hoe alles blauwig kleurt van een klein maantje. Overdag wandelen we door de vallei. Onze dochters klimmen hoog boven ons en vinden verlaten rotskerken van vroegere bergvolken.
Als er gevaar dreigde, doken deze mensen onder de grond. We bezoeken zo’n stad van acht verdiepingen diep, waar ze, als het nodig was, wel een half jaar konden leven. Als echte holbewoners kruipen wij door lange gangen en tunnels en Bloem leert een nieuw Engels woord: ‘claustrophobic’.
En dan krijgt de road movie een grimmig karakter. Want wat doen Ilco en ik, plus een klein jongetje, ineens in een politiewagen, omringd door militairen en AK-47’s? Je hoort het volgende week!
Gedicht van de week (door Chaia)
Vandaag ben ik vrolijk
Ik lach en ik zing
De ijsman rijdt langs
Met een vrolijk geting
Want de zon staat te schijnen
De bloesem die bloeit
Ik ben zo blij
In mei
Ik krijg een paar centjes
Voor schepijs op hoorn
De bloemen die geuren
Nergens een doorn
Want de zon staat te schijen
De bloesem die bloeit
Ik ben te blij
In mei
Ik kies bramensmaakje
En of het ook smaakt!
Ik duik in een meertje
Ik ben zwaar volmaakt
Want de zon staat te schijnen
De bloesem die bloeit
Ja, ik ben blij
In mei