(Pornelo, km 65205. Gaan we hier wonen: nee, te leeg).
Misschien wel het leukste van schrijven is dat je totaal nieuwe werelden kunt verzinnen. In mij schuilt een Alice, die altijd wil kijken wat er aan de andere kant van de spiegel is.
Daarom ben ik ook gefascineerd door de utopische stad van de architect Tomaso Buzzi. Als je aankomt, lijkt het een middeleeuws kerkje – en dat is het ook. Maar aan de andere kant van de kerk blijkt een tovertuin te liggen, waar je drie wegen kunt bewandelen: de spirituele, de weg van de liefde (die uitkomt bij een heuse liefdesboot) en de weg der ijdelheid (die leidt tot niks). Een symbolische queeste brengt je uiteindelijk bij de droomstad van Buzzi: een theaterstad. Alle mooie gebouwen uit de Griekse en Romeinse oudheid staan hier, plus een waar surrealistisch labyrinth van trappetjes, theaters, en Dali-achtige ogen (boze ogen, derde ogen) en vrouwenborsten, allemaal van steen. Je kunt door de bek van de walvis in de diepste duisternis komen en je er dan uit mediteren naar de eenzame toren. In de ban van de ring is er niks bij! En daarna de trap op tot ‘amor vincit omnia’.
Polmone
Ik zou best wel een paar boeken in dit Utopia willen schrijven. Maar mijn eigen ideale wereld is het niet. Daarvoor mist er nog iets heel belangrijks: mensen. En die zijn er niet zoveel. In heel Umbrie niet trouwens.
We zijn een week in Polmone, ook een droombeeld middenin de weilanden. In dit geval dat van twee Nederlanders die een oude boerderij liefdevol hebben verbouwd tot een van de meest gastvrije plekken die ik ken. De meiden krijgen er pizzabakles en timmeren naambordjes voor de konijnen. Je kunt er wandelen over de koeienpaden en door oud bos, vuurtjes stoken en tomaten plukken uit de tuin.
Maar het dichtstbijzijnde dorpje is twintig minuten met de auto – om over een school maar te zwijgen. En dat terwijl de lange houten tafels overal juist een beeld oproepen van grote families, wijn, lange gesprekken met vrienden. Ik krijg bijna heimwee naar ons vroegere huis in Durgerdam en alle etentjes die ik daar ooit gaf.
Maar dan komt Jacqueline.
Afscheid
Jacqueline is, samen met Joep, naar ons toe gevlogen voor een lang weekend. En zoals iedereen die bij ons komt, hebben ze tassen vol spullen mee: boeken natuurlijk en pakjes, varierend van verzachtende voetencrème van mijn moeder tot Ilco’s nieuwe rijbewijs en een CD van mijn zusje. Jacqueline en Joep komen niet zomaar op bezoek, ze komen even in ons leven. Twee dagen wandelen, eten, wijn drinken, en heel veel praten. Alsof we elkaar gisteren nog zagen, zo vertrouwd.
En dan is er weer dat afscheid. Dat rottige afscheid. Zij rijden terug naar Pisa en hun leven in Amsterdam, wij gaan met Zeerover naar Rome en nog onbekende verten. Met enige weemoed sjouwen we al onze spulletjes uit het gerieflijke huisje en stappen in Zeerover. De Jip en Janneke-vlaggetjes van de Hema die Jacqueline meebracht hangen we boven ons hoofd.
Lieve Jacqueline… Ik troost mezelf met de gedachte dat je in míjn ideale wereld voor een prikkie met Airlingus van Eindhoven naar Pisa toe kunt, en weer terug.
Liefde is
Elkaars hand vasthouden als je op hakken de berg af klautert.