Bij een nieuw, echt leven hoort ook een nieuwe tandarts. En de tandarts in Montefrio is de allerzachtste die ik ooit ben tegengekomen.
Ik kom binnen en hij geeft me een handje. Zo’n handje als ik altijd wantrouw: zonder te knijpen. En dan is de huid ook nog eens babyzacht. Ik ben meteen bezorgd.
En terecht. Deze tandarts kan iets heel knaps: in je mond werken zonder hem aan te raken. Hoogstens streelt hij teder langs je lippen. Of hij aait het opspattende water weg met een heel zacht lapje. ‘Twee gaatjes,’ prevelt hij. Ik moet terugkomen en maak me zorgen: in Moord in de jungle heb ik kwaadgesproken over een tandarts. Daar word ik nu vast voor gestraft.
Abre los ojos
De tandarts begroet mij met zachte herkenning. In elke zin, slaagt hij erin het woord ‘Anna’ te gebruiken. Eerst wordt mijn mond gevoelloos gesprayd. ‘Cierre los ojos, Anna’ (sluit je ogen Anna). Ik voel niks meer maar de echte verdoving moet nog komen. En, echt waar, nog nooit duurde een prik zo lang. Ik zie alsmaar die spuit in mijn mond. Doet de tandarts het zo traag, dat spuiten? Of is de verdoving zo groot? Ik word bang. En duizelig, met hartkloppingen. Dit is het dus, De Wraak van de Tandartsen. Helemaal in Montefrio.
Vijf minuten later (of is een half uur?) is de spuit eindelijk leeg. Ik slik alsnog een mondvol gif door. Het vullen van het gaatje duurt daarna zeker veertig minuten. Cierre la boca Anna, (sluit je mond, Anna)’ fluistert de tandarts in zacht Andalusisch. ‘Abre, Anna. Cierre, Anna.’ Ik verzink in een soort meditatie – en de tandarts met mij. Af en toe zie ik hem minutenlang in de verte staren, een of ander apparaat in mijn mond heel zachtjes heen en weer bewegend. Abre, Anna. Cierre Anna. We zweven weg.
Toch nog onverwacht is het afgelopen. ‘Abre los ojos, Anna.’ Ik ben er nog! Duizelig en met een totaal verdoofde mond spring ik uit de stoel. Wat is het leven mooi en fijn. ‘Klaar!’
De tandarts glimlacht zonder te lachen. Hij schudt zijn hoofd. ‘Nu dat andere gaatje nog, Anna. Kan je maandag terugkomen?’