Zaterdag gaan allemaal schrijvers en uitgevers in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam praten over ‘de toekomst van het kinderboek’. Het gaat ondermeer over ‘de almaar groeiende hoeveelheid kinderboeken en het grote aantal boeken dat in series verschijnt’ (zoals bijvoorbeeld de serie Rugzakavontuur van Leopold).
Vanuit Spanje mijn reactie.
Koken en schrijven
‘Er zijn veel te veel restaurants. Waarom krijgen al die koks in spe steeds maar weer hypotheken van de bank? En dan al die ketens! Al die koks koken maar volgens een vaste formule en het ergste is, de mensen eten het nog op ook. Zo gaat er natuurlijk niemand meer naar een sterrestaurant!’
Waarom klinkt dit raar? En waarom klinkt het wel plausibel als je voor ‘kok’ het woord ‘schrijver’ invult en voor ‘restaurant’ ‘kinderboek’?
Ik ben dol op koken. Ik verslind recepten en als ik ergens iets geweldigs eet, probeer ik altijd uit te vogelen hoe het in elkaar zit. Ik hou ook erg van restaurants en voor eentje met een ster rijd ik graag een flink eind om. Zelf sta ik vaak uren in de keuken en verzin nieuwe combinaties. In een ander leven, was ik vast een restaurant begonnen. Maar geen sterrestaurant. Liever een goede brasserie, waar lekker veel mensen kwamen. Veel verschillende mensen ook. Alle tafels vol en al het eten op – dan was het een goede avond. En wanneer de mensen mijn restaurant een klein beetje anders zouden verlaten dan ze binnen waren gekomen. Gesterkt, verbaasd, verliefd, hard lachend of stomdronken van teveel stevige wijn… allemaal goed.
Maar ik ben dus schrijver. Kinderboekenschrijver. Want ik hou nog meer van schrijven dan van koken. Van schrijven – en van gelezen worden. Dus ben ik blij als ik fanmail krijg en blij als mijn uitgever een boek van mij in een display op de toonbank zet zodat ik er meer van verkoop. In mijn hoofd zingen voortdurend verhalen. De Engelse schrijver Philip Pullman heeft het eens mooi omschreven. Hij zegt: een schrijver is een visser in het donker. Hij zoekt de beste plek op, pakt zijn lievelingshengel en gaat zitten wachten. Heel stil. Soms duurt het een tijdje. Een vis kan bijten, maar ook weer loslaten. Vaak gebeurt er helemaal niks, maar soms ook een klein wonder. Dan heb je je verhaal te pakken.
Af en toe vraagt de uitgever mij om een boek in een bepaalde serie te schrijven. Dan vis ik, om met Philip Pullman te spreken, op een wat andere plek. Ik zoek een verhaal op dat bij de serie past. In de beperking zit dan de uitdaging.
Om bij de analogie te blijven: ik hoef geen Michelinster. Natuurlijk wil ik dat iemand als Johannes van Dam bij me komt eten en een inspirerend stukje schrijft – zolang hij maar begrijpt dat hij niet bij de Bokkendoorns te gast is. Misschien komt het omdat ik in Spanje woon, niet bepaald een erg culinair land. Een eerlijke keuken, met pure ingrediënten, zo zou je het kunnen omschrijven. Geen sterren hier dus. Soms mis ik dat wel, dan verlang ik even verschrikkelijk naar het culinaire mekka van Amsterdam. Maar vaak ook gaat er niks boven een goudgele paella – met flink veel liefde gemaakt!