Een paar jaar geleden kwam ik terug van een reis door Botswana met een hardnekkig idee voor een nieuw boek. Het heksenhotel, zo moest het heten. Nog nooit was een boek belangrijker voor me – en nog nooit ging het moeizamer. Ik zat in die tijd bij een andere uitgeverij, maar via-via kwam Liesbeth op mijn pad, uitgever bij Leopold. Ik vroeg Liesbeth of ze mijn manuscript misschien een keer wilde lezen en een paar dagen later mocht ik al in haar boekenzolder aan de gracht op de thee komen. Dat was de eerste keer dat ik Liesbeth ontmoette. Beweeglijk, bedreven en bezeten van boeken. Ze legde mijn manuscript bij me terug. ‘Als je nou eens de helft schrapt,’ begon ze. Ze bladerde naar pagina vijftig. ‘En als je hier nu eens begint. O ja, en maak er een dagboek van.’
Verbijsterd stond ik twintig minuten later weer op de gracht. Dat was me bij mijn vorige uitgever nog nooit overkomen…
Reisgroet
Twee weken later kreeg Liesbeth van mij een nieuw manuscript. Deze keer duurde het heel wat langer voor ik haar reactie kreeg. ‘Het is er niet beter op geworden,’ snibde ze door de telefoon (ik had inmiddels de helft van het boek geschrapt) ‘en het is nog steeds geen dagboek.’ Er volgde een derde versie, een vierde. Liesbeth leek er steeds meer spijt van te krijgen dat ze zich met mij had ingelaten. ‘Misschien moet je het een paar jaar laten liggen,’ stelde ze voor. Dat nooit! De vijfde versie trok ik terug nog voor ze hem had gelezen. ‘Er komt iets nieuws,’ mailde ik, ‘een dagboek deze keer.’ ‘Goed idee!’ reageerde Liesbeth per ommegaande.
Ik stuurde het op en weken gingen voorbij. Op Halloween mailde ik voorzichtig: ‘Heksensabbat vanavond. Ik zal een kaarsje branden op dit boek.’ Weer kwam er onmiddellijk een mail terug: ‘Doe dat. En bel meteen even om een afspraak te maken voor het tekenen van een contract – we gaan dit boek direct uitgeven!’ Dat ik wel heel vaak en heel lang op reis was, zei ik voorzichtig toen ik tegenover haar zat en Liesbeth onmiddellijk begon over een volgend boek. Pas toen kwam ik erachter dat Liesbeth niet alleen mijn maatje in schrijven, maar ook in reizen was. In de twee jaar dat ik door Afrika reisde, heeft ze me dagelijks gevolgd en elke week gemaild. Zelfs als zij zelf weer eens op reis was. Altijd ondertekend met: ‘Reisgroet, Liesbeth.’
Een paar jaar geleden kwam ik terug van een reis door Botswana met een hardnekkig idee voor een nieuw boek. Het heksenhotel, zo moest het heten. Nog nooit was een boek belangrijker voor me – en nog nooit ging het moeizamer. Ik zat in die tijd bij een andere uitgeverij, maar via-via kwam Liesbeth op mijn pad, uitgever bij Leopold. Ik vroeg Liesbeth of ze mijn manuscript misschien een keer wilde lezen en een paar dagen later mocht ik al in haar boekenzolder aan de gracht op de thee komen. Dat was de eerste keer dat ik Liesbeth ontmoette. Beweeglijk, bedreven en bezeten van boeken. Ze legde mijn manuscript bij me terug. ‘Als je nou eens de helft schrapt,’ begon ze. Ze bladerde naar pagina vijftig. ‘En als je hier nu eens begint. O ja, en maak er een dagboek van.’
Verbijsterd stond ik twintig minuten later weer op de gracht. Dat was me bij mijn vorige uitgever nog nooit overkomen…
Fee
En nu is Liesbeth hier, in Spanje. Terwijl we samen door het Alhambra dwalen, vertelt ze losjes over Tonke en Miep, Rindert en Dolf. En over haar wekelijkse grappa bij Max (‘Dan dacht hij: o jee, ze komt weer, snel even wat nieuwe schetsjes maken – en dat werd dan een nieuw boek’). Allemaal grote schrijvers die vrienden van haar zijn geworden. De wereld van Liesbeth bestaat uit kinderboeken en hun makers, al bijna veertig jaar.
Morgen gaan we samen naar Madrid om met de top van de Spaanse kinderboekenuitgevers te praten. Over Paul en Tonke en Max. En ook een beetje over mij – volgens Liesbeth gaan we er wel een vertaling uitslepen. Er is sneeuw voorspeld in de sprookjesstad, dat lijkt me een goed voorteken. Dan was ik Asspoester en Liesbeth de oude wijze fee.