We hebben hier echt álles in Montefrio. Bakker-aan-huis, goenteboer, computernerd, zeker zeven apothekers. En zelfs een dorpsgek. Als je naar Montefrio komt, is het niet moeilijk om hem te vinden. De dorpsgek loopt altijd, is altijd in beweging. Dus zo kan het gebeuren dat je ’s ochtends op weg van onze berg naar het dorp (zes bochtige kilometers) een baardige man ziet voortstappen langs de weg, en ’s middags op weg naar de Sierra Nevada, helemaal aan de andere kant van de berg die Montefrio is, weer diezelfde man tegenkomt. En als je vervolgens ’s avonds gaat stappen aan de kust, is het heel goed mogelijk dat….
Ze zeggen dat er een vrouw in het spel is. Een Engelse, volgens sommigen. Dat sinds zij hem heeft verlaten, de dorpsgek is gaan dwalen. Verder valt op hoe lief iedereen voor hem is, de groenteboer geeft hem een appel, de cafébaas een kopje sterke koffie met een tostada, en echt iedereen zwaait naar hem. Wij ook. De dorspgek zwaait namelijk altijd zelf als eerste. En hij lacht altijd. ‘The happy man’ dat is één van zijn vele bijnamen. En vandaag, op Dunya’s verjaardag, spreekt hij me voor het eerst aan.
Jouw kleine meisje
'Jouw kleine meisje' zegt de dorpsgek vanachter een schap in de supermarkt en van schrik laat ik bijna mijn ijstaart vallen, 'jouw kleine meisje kan door tijd en ruimte reizen. Wist je dat?' Zijn stem is roestig, weinig gebruikt, en ook wat hij zegt maakt even kortsluiting in mijn hoofd.
'Eh…' Ik klem mijn ijs stevig tegen me aan, er loopt een straaltje condens in mijn decolleté.
'Zij kan door tijd en ruimte reizen,' herhaalt de dorpsgek, lachend als altijd, 'vraag het maar aan haar. Ze wil je er graag over vertellen.'
'Oké,' knik ik, alsof hij me net heeft verteld dat ik de rij voor de linker kassa moet nemen.
Als ik thuiskom is het ijs gemolten (zes bochtige kilomters, veertig graden en een Landrover zonder airco). Gelukkig heb ik nog even tijd voor het partijtje begint. Dunya hangt lusteloos voor de tv te wachten op wat gaat komen, en ik kan me natuurlijk niet inhouden. 'Dunya,' begin ik plompverloren, 'heb je wel eens gehoord van dat je ziel ergens heen kan gaan waar je lichaam niet is?'
Verbijsterd kijkt ze me aan, op de achtergrond zingen die rottige smurfen.
Hakkelend begin ik iets te vertellen wat ik zelf niet eens snap, laat staan geloof. Op het moment dat het woord 'dromen' valt zie ik even iets oplichten in haar ogen, maar van enige aandrang om mij deelgenoot te maken van wat dan ook, is geen sprake.
'Is de ijstaart al?' vraagt ze dwars door mijn verhaal heen.
'Die ga ik nu maken,' beloof ik en druip af naar de keuken. Taarten, spelletjes, grabbelton, ik heb ook wel wat anders aan mijn hoofd.
Maar aan het eind van die dag vind ik een mooi blauw steentje tussen de barbies, de roze dozen met stiften en het Nijntje badparfum.'Van wie heb je dat gekregen?' vraag ik verrast.
'O, van die man die altijd langs de weg loopt,' zegt Dunya achteloos.
'Wat? Maar wanneer dan?'
'Gewoon… een keer,' zegt ze met de grote meisjesstem die ze nu ineens heeft, 'en mama…?'
'Ja, lieverd?'
'Is er nog ijstaart?'