Daar is boer Juan op zijn scootertje. Hij gluurt om de hoek en als hij mij ziet, komt hij blij op me af, slepend met een enorme juten zak. ‘Kijk eens, komkommers!,’ zegt hij triomfantelijk. ‘Jullie houden toch van komkommers? De allerbeste zijn dit, ecologisch hoor, en een ras dat hier alleen groeit. Mooi he? Lekker he? Zal ik dan morgen weer wat komen brengen. Nee, nee, niet beleefd zijn, ik heb genoeg.’ Blij loopt Juan weg, net als Bloem en Chaia de patio op komen. ‘O nee! Komkommers,’ zeggen ze tegen elkaar.
Emmers
Een beetje moedeloos sleep ik de zak naar de keuken. Daar ligt al een angstaanjagende berg komkommers op hun vrienden te wachten. Zoute komkommer, komkommersalade, tzaitziki, gebakken komkommer met monchou (die hier trouwens helemaal niet te koop is)… wat kan je nou nog meer met komkommers? Inmaken, ja, maar met deze hoeveelheden zou ik zo een paar emmers in kunnen maken en waar laat je dat dan? In een leuke grote provisiekamer – die ik niet heb.
'Mama! Daar is Paco' roepen de meisjes van buiten.
Ik ga snel naar buiten om de man van Belen te verwelkomen, maar hij heeft niet veel tijd. 'Kijk eens,' zegt hij triomfantelijk terwijl hij voorzichtig de achterdeur van zijn Landrover opent, 'ik heb wat voor je. Komkommers! Houd je van komkommers?'