Ilco en ik kregen er nog bijna ruzie om bij het invullen van de stemwijzer. Dat Ilco vond ‘dat mannen nou eenmaal af en toe honderddertig moeten kunnen rijden.’ En dat ik dat net zo stom vond als ‘dat mannen nou eenmaal af en toe naar de hoeren moeten kunnen gaan’ (ik noem maar wat).
Maar Ilco vliegt door de bergen alsof het de nieuwste python-achtbaan is – in gezelschap van zo ongeveer alle andere Spaanse mannen. ‘Je moet lekker meeleunen!’ roept Ilco als ik probeer niet te gillen omdat de Landrover bijna uit de bocht lijkt te vliegen. En: ‘Ik ken die weg door en door. Anders val ik in slaap.’
Maar toen kwam dus die bekeuring. Een slordige dertig kilometer te hard, driehonderdzestig euro. Driehonderdzestig euro! ‘Je boft nog. Voor een paar kilometer meer beland je in de cel,’ zei de Spaanse politieman. Wat een belachelijke prijs voor het vieren van je testosteron.
Dacht ik nog.
Handtekening
Maar nu is Ilco er niet en ik slalom sloompjes door de bergen. Van de winkel naar het postkantoor, van de dansles naar Bloems vriendin, van paardrijden naar de muziekschool in Granada. Elke keer weer datzelfde stuk, berg op, berg af. Auto vol, auto leeg. Eigenlijk heb ik een hekel aan autorijden, eigenlijk (ontboezeming) vind ik die grote Landrover best eng en durf ik niet eens harder dan tachtig.
Maar een voordeel van al dit rijden is wel dat ik lekker rustig over mijn nieuwe jeugdboek kan nadenken. Ik weet niet hoe andere schrijvers dat doen, maar voor mij begint een boek met een bepaalde sfeer. Kleuren, geuren, en vaak ook muziek. Bij mijn nieuwe boek dat over een jaar uitkomt, heb ik alleen nog maar flarden.
De ipod staat op shuffle. En ineens hoor ik een lied dat ik in geen eeuwen heb gehoord. David Bowie, Wild is the wind. Ik buig me naar voren, zet de muziek harder. En nog harder. Wat een goed nummer eigenlijk. En nee, ik vergis me niet – dit is precies de sfeer die het tweede deel van mijn nieuwe boek moet hebben. Ik verdrink me onmiddellijk in het lied, zet het op repeat. Lekker geen kinderen in de auto, de muziek nóg harder. David Bowie, de spannendste man aller tijden. Heroes was een van de eerste platen die ik kocht, Station tot station kende ik helemaal uit mijn hoofd. Toen Bowie later disco werd, werd ik dat ook. En ik heb hem ontmoet, de man met het blauwe en het bruine oog, hoe kon ik dat vergeten? In de Amsterdams schouwburg, waar ik toen als ouvreuse werkte, gaf hij een privé-concert, knap, klein en net-afgekickt. ‘Mister Bowie, mag ik uw handtekening?’ Twee bodyguards woedend, maar David Bowie wapperde ze op zijn beurt opzij en keek me net iets te lang aan. Die ogen! Later nog urenlang als een groupie bij de artiestenuitgang blijven hangen maar hij was al opgestraald. Handtekening kwijt, herinnering weer helemaal terug.
Mijn eigen verhaal zingt in mijn hoofd, ik gooi het raam open. Schrijven, nu!
Als een volleerde coureur scheur ik met wapperende haren en ‘Wiiiiild is the wind’ zingend de berg af. Wie zegt er dat ik niet kan autorijden in zo’n grote Landrover? Kijk mij nou eens razendsnel op twee wielen de bocht door scheuren… recht in de armen van de Guardia Civil!