Een avond voor Rwandese leraren… misschien heb ik hier wel het meest tegenop gezien. Want wie ben ik om hen iets te vertellen over verhalen en hoe je daarmee omgaat in de klas? Al die goedwillende westerse hulptroepen overal – alleen al hoe we het vliegtuig uitstapten: een en al extreem serieuze muizen op geitenwollen sokken. Rwanda, we komen je helpen! En ikzelf, met mijn dure jurkjes, ben ik niet ook gewoon een neokoloniaal met de beste bedoelingen? Zullen de leraren daar wel voor komen vandaag?
‘Niet als het keihard regent,’ is me voorspeld. Want de leraren hebben geen ambassade-auto ter beschikking. Die moeten gewoon met busjes, of zelfs lopen.
En ja, precies als ik al mijn spulletjes heb klaargezet, waait er een keiharde wind door de open ramen naar binnen. En barst de moesson los.
Diezelfde ochtend op een middelbare school waar ik de eerste lichting literatuurstudenten van Rwanda ga ontmoeten, staan we voor een dichte deur. Na een kwartier komt de directeur aanstormen: ‘Ik werd gebeld dat er twee witten voor me waren gekomen. Dat kan niet, zei ik. We hadden toch morgen pas afgesproken?’
Ik denk eigenlijk dat er weinig schrijvers zijn die zo snel kunnen schakelen als ik. Soms denk je een workshop van drie uur te hebben en dat blijkt dan drie kwartier en vice versa. Een andere keer verwacht je een klein groepje en krijg je er automatisch nog twee grote klassen bij. Ze verwachten je eerder, of later, of helemaal niet, ondanks alle voorbereiding.
Maar tot nu toe gaat het toch wonderbaarlijk goed. Ook vanochtend. Ondanks de idiote setting: de studenten wachten trots op mij in hun nieuwe, gesponsorde computerlokaal. Ik moet door een haag van apparatuur heen kijken voor ik ze zie. En wat ik zie, maakt me niet minder zenuwachtig. Ze zijn zo groot! Rwandese jongens en meisjes van achtttien jaar, dat zijn natuurlijk geen kinderen meer. Waar gaan we het over hebben?
Een sprookje. Een fantasie-oefening. Zullen ze gaan schrijven? Ja, ze doen het! Zelfs de directeur doet hartstochtelijk mee. En mooi ook nog, die verhalen. Helemaal niet exotisch ook. Verrassend: in alle verhalen die ik hoor, gaat het over eenzaamheid. Iemand die je zoekt, iemand die je vindt en weer weggaat, iemand die eigenlijk een engel blijkt te zijn… Wat betekent dat? Ach, had ik maar meer tijd om echt lang met ze te werken. Nu spreek ik ze moed in als ze met trillende handen staan voor te lezen en kijk steeds in van die zuigende ogen. Blijf schrijven, blijf schrijven! Je mag me altijd mailen. En weg ben ik weer.
Zinloosheid
En dan dus vanavond. Mijn vriend van de ambassade en ik kijken elkaar aan: drie leraren… ‘We wachten nog even,’ besluit de ambassademan. ‘Dan doe ik gewoon…’ begin ik alweer monter, maar ik baal toch.
Gelukkig, de deur zwaait open, daar is zomaar een voltallige staf van een school. En daar: nog een. Het duurt even maar dan doe ik voor een prima gevulde zaal een mini-versie van een Verhalenkasteel-training. De leraren zitten als gekken op te schrijven wat ik zeg, mee te knikken, weer die zuigende ogen. Blijft dit zo? Ik heb een noodprogramma voor als niemand wil reageren na de pauze. Maar nee, dat is niet eens nodig. Er ontstaat een enorm gesprek. Over ebooks, orale geschiedenis die verdwijnt en ook over de onzin van kinderboeken als niemand ze toch kan kopen. Of de zinloosheid van zelf boeken schrijven als er niet eens uitgevers zijn in Rwanda. Of over of de vraag of westerse boeken wel herkenbaar genoeg zijn. De enige witte vrouw in de zaal begint over ‘adapties maken’: boeken vervormen, bedoelt ze. Ik bijt op mijn tong: kop houden nu! En dan neemt gelukkig een jonge leraar het woord: ‘wat een onzin! We hebben toch ook internet en tv, we weten heus wel hoe het er daar uitziet. Die boeken kunnen wij heel goed lezen.’ ‘En er je eigen boeken aan toevoegen,’ mompel ik nog snel.
Het is al met al een eerlijk gesprek. Ik kom hier niet met een antwoord of met een pot met geld. Zelfs niet met mijn eigen boeken want die kunnen ze toch niet lezen. En ik voel me zoals de tuinmannen hier die het vele gras zaaien dat je ziet langs de bermen en bij de huizen van Kigali. Dat gebeurt niet met graszaad, zoals bij ons. Nee, elk grasveld wordt sprietje voor sprietje geplant, echt waar!
En dat gras is me toch mooi!
(Morgen de bush in.)
3 reacties op “Ik ben een zwarte tuinman”
Whow! Ik was al onder de indruk maar nu nog meer.
Ada
Mooie metafoor die grassprietjes. Ik voel hier een boek ontstaan.
Super Anna! Dat gaat goed daar!