Ik weet nog hoe bijzonder het vroeger was. Hoe je ernaar uitkeek en het koesterde en wekenlang voorbereidde. Een nieuw gezinslid!
Hier in Spanje is het andersom. Er woont een enorme wilde poezenfamilie – met allemaal incestueuze kindjes- op de cortijo en wij mogen tijdelijk deel uitmaken van hun leven. Dus regent het jonge poezen, op dit moment hebben we er geloof ik weer een stuk of veertien waarvan acht baby’s.
Schattigheid
Sommige kun je aaien, anderen niet. Niemand wordt ingeënt tegen kattenziekte of niesziekte. Laat staan ze gesteriliseerd (je kunt de meeste niet eens oppakken). Wel geven we ze brokjes, iedere ochtend storten we een enorme berg op de patio. Soms zijn ze super irritant, vooral als ze door ons huis dwalen op zoek naar eten en op hun strooptocht alles omgooien en door de war halen. Of als ze ‘s nachts gillen en gillen zoals poezen doen. Soms is het de idylle ten top. Als wij ‘s avonds buiten eten aan de tafel, krijgen we een vepletterend showtje schattigheid, dan zijn alle katten eindelijk wakker na de lome, hete dag en buitelen allemaal over elkaar heen. En Spaanse zwerfkatten zijn toch al zo slank en klein – daarbij vergeleken vinden wij inmiddels alle Nederlandse katten monsters.
Maar goed, het loopt dus weer een beetje uit de hand want die katten beginnen elkaar steeds jonger te bespringen. Broer-zus, moeder-zoon, tante-neef (mijn dochters kennen alle familieverhoudingen)
Dit probleempje lossen we nogal omslachtig en lafhartig op. Als we over twee weken weer naar het strand van Tarifa gaan, kijken we hoeveel katten we in één poezenmand kunnen lokken. Eenmaal op de camping laten we ze vrij, in de hoop dat al die toeristen (jullie dus) extreem vertederd raken, melk gaan neerzetten en misschien zelfs een of twee schatjes in de caravan mee terug nemen naar Nederland of Duitsland. Het werkt, dat is al bewezen. En anders worden het zeekatten, ook goed.
Maar ik kan er nu al tegenop zien: drie uur in de auto met een mand vol krijsende poezen. Eenmaal daar zogenaamd per ongeluk een zwerm katten lozen die natuurlijk in het begin steeds naar onze Landrover terugkomen. En dan keihard liegen tegen de buren: ‘Die poesjes? Nee hoor, die zijn niet van ons.’
Één reactie op “Hoe een patiokat een zeekat wordt”
Volgend jaar stadskatten?
Ada