(Pompei, km 66305. Gaan we hier wonen: nee).
Was het de maan, die vanavond zo prachtig vol was? Nee, toch een schijnwerper. Van de carabinieri nog wel.
De meisjes trippelden enthousiast uit hun tent, blote voetjes in het natte gras. Spannend, politie!
‘Het spijt ons, maar de eigenaars van dit stukje land hebben gebeld.
Er zouden zigeuners op hun terrein zitten, die grote vuren stookten…’
‘Circus Spumante,’ knikte Ilco binnensmonds.
Onze uitleg dat we voor een nachtje kamperen toestemming hadden gekregen van de eigenaar, leidde alleen maar tot nog meer consternatie van de inmiddels ook toegesnelde eigenaar. ‘En hoeveel heb je daarvoor moeten betalen?’
De politie suste: ‘Het zijn maar Nederlanders. En ze hebben drie mooie dochtertjes…’ Maar de eigenaar en zijn vrouw bleken onvermurwbaar. Een stuk of vijftig telefoontjes en een vage confrontatie met een nep-eigenaar later (allemaal onder die volle maan) werden we door de politie naar een ander terrein gebracht. ‘Deze eigenaar is op de hoogte en je kunt morgen ontbijten bij zijn barretje.’ Boven de deur wapperde uitnodigend de Albanese vlag.
