(Erzurum, km 53427 )
Het was de eenendertigste keer dat we een grens overstaken en we hadden ons blijkbaar niet goed voorbereid. Dus toen de douanier zonder met zijn ogen te knipperen 175 dollar ‘exit tax’ vroeg, stonden wij met een lege portemonnee. In Turkije kon je immers weer pinnen…
Wat nu? De dichtstbijzijnde bank was toch wel twee dagen rijden terug het land in en ons visum verliep vandaag.
‘Maak je geen zorgen,’ zei het beeldschone Perzische prinsesje, ‘Allah maakt het altijd weer in orde.’ Ze was zelf op een soort bedevaart naar Damascus.
Maar de douanier was niet te vermurwen. Weer stond ik bijna te huilen bij de grens. En net toen wij dachten dat het nooit meer goed zou komen, fluisterde het prinsesje iets in het oor van haar vader. Hij knikte even. Corruptie? Logisch. Toeristen de dupe? Moet niet. Dus hij trok zijn portemonnee en stak Ilco tweehonderd dollar toe. Van rekeningnummers en teruggeven wilde hij niets weten. Integendeel, als we straks in Iran zijn, moesten we zeker langskomen, dan waren we hun gast.
Allah had deze keer de gedaante aangenomen van een Perzisch edelman.
Turkije
Turkije. Je moet je naar binnen vechten. Letterlijk. Ben je Syrie eindelijk uit, sta je voor een gesloten hek met allemaal wanhopig samendrommende Koerden. Af en toe komen er politiemannen die met stokken iedereen opzij slaan en heel af en toe gaat het hek op een klein kiertje waar hooguit één mens en zeker geen auto door kan.
Gelukkig hadden we de Syrische douanemannen nog. Na de nobele daad van de Iranier wilden zij niet achterblijven, dus twee uur later lukte het hen om Zeerover het hek door te loodsen. Achter ons ging het meteen op slot. De grens was dicht en het boe-geroep en gejammer achtervolgde ons nog een behoorlijk tijdje.
Maar eenmaal door de poort, wacht het paradijs. Glooiende Mesopotamische vlakten met honingkleurige huisjes tegen de bergen, sneeuw en veldbloemen. We slapen in een oud kasteeltje vol bogen en zware houten deuren, dat in een woontijdschrift niet zou misstaan (‘oud- Ottomaanse stijl’ ‘verweerde chic’). Er is zoveel groente en fruit dat we met onze ogen staan te knipperen. En overal staat het rijpe koren.
Forelletjes
Dit is het wilde Turkije, ver weg van Istanbul of de Mediterrane kust. We rijden over uitgestorven landweggetjes. Als we de tent opzetten langs een bergbeekje of op een Milka-alpenweitje, drommen de kinderen om onze auto heen zoals we dat ook in West Afrika hadden. Het zijn bijna allemaal Koerden.
Gastvrijheid krijgt nieuwe dimensies. Vissers springen de beek in, vangen en grillen kleine forelletjes voor ons. Gratis. Hele families komen aanzetten met schalen watermeloen. Vrachtwagenchauffeurs remmen piepend en geven ons hun eigen verse rabarber mee. Voor het ontbijt aan de rivier wordt een half lam voor ons gegrild. En weer is het Allah die we moeten bedanken, niet de man achter de barbecue.