‘Ik denk, mam, dat ik jou als eerste zou bellen als ik een lijk zou moeten verbergen.’
De dochters zijn het erover eens. Hun vriendinnen te gevoelig, hun vader te eerlijk, hun jongste zus te argeloos… maar hun moeder, ik dus, die zou meteen komen en de zaak met dat lijk voor ze gaan regelen.
Tomatensaus in mijn toetsenbord
Een uur daarvoor zat ik nog op de fiets van werk naar huis, tassen vol boodschappen aan het stuur, en moest ik bijna huilen van de veelheid van alles. Al die die deadlines en volle mailboxen en afspraken met mensen en kinderen die op iets zitten te wachten dat van mij moet komen, hoezo paasvakantie?
Thuis ging ik snel koken voor het ene kind dat naar voetbal moest en aansluitend voor de anderen met examenstress – want het was dinsdag en dan kook ik altijd extra veel. Er kwam tomatensaus tussen de letters van mijn toetsenbord omdat ik ondertussen ook nog van alles liep te fiksen met een vormgever en ik voelde hoe het allemaal maar NET lukte, al die ballen in de lucht.
Wat ook wel weer kicken was.
En out of the blue kreeg ik dus ineens die opsteker over het verbergen van het lijk. Het idee dat die meiden zo blind vertrouwen in mij en ook in mijn probleemoplossend vermogen, maakt dat ik alles weer aan kan. Ja, ook zo’n lijk. Natúúrlijk zou ik dat samen met ze gaan oplossen!