Waar was de zee nou? Stond daar niet net een vuurtoren? En waar is nou weer het pad terug?
Ik lees deze dagen de verhalen van Avalon en weet dus ook zeker dat achter die mist de poort naar een magische wereld ligt, je hoeft alleen maar het geheime teken te maken.
Avalon
Iets vergelijkbaars overkomt J die The Birds aan het lezen is, ook een verhaal van hier. Ineens zijn al die krijsende meeuwen de hele tijd niet meer zo pittoresk, hun snavels moordwapens, gevaar aan alle kanten.
We rijden een uur terug om de Jamaica Inn te zien, waar de gelijknamige Hitchcock-film zich afspeelt en kijken vervolgens veilig ’s avonds in onze eigen Inn de film terug. Ja hoor, zo is het hier op de ‘moors’, ’s nachts kun je maar beter binnen blijven. En omdat J sinds hij een of andere creepy zombiefilm zag altijd al naar de tin-mijnen hier wilde, doen we ook dat, met helmen op en stofjassen aan diep onder de grond waar ook ik niet meer rechtop kan lopen. Plok, hoor ik de hele tijd achter me, plok. Dat is J die zijn hoofd/helm stoot, hij ziet er met die slobberjas uit als een weirde amanuensis van een stoffige oude school.
Harp
Boven de grond ligt de mist weer op de loer. Als we gaan eten op het strand wordt de zee en zelfs het strand voor onze ogen verzwolgen. ‘Over een jaar of twintig wil ik wel op Avalon gaan wonen,’ zeg ik, ‘priesteres worden, samen met de ander priesteressen. En de enige afleiding het harpspel van de druïden.’ J zwijgt er het zijne van, maar later geeft hij de zwerver op weg naar huis een enorme fooi. De zwerver speelt harp, natuurlijk, best lelijk, maar toch.
En ook de toekomst hult zich in nevelen.