Als je de liefde in je boektitel stopt, moet je daar ook wat mee.
Tussen alle drukte door ga ik weer eens naar mijn psych.
Perel
Mijn psych is een soort Esther Perel, maar dan niet zo griezelig perfect. Niet zo mooi, geen mysterieuze glimlach, geen intrigerende handsieraden. En hij snapt het ook zelf niet zo goed allemaal, de liefde, trekt dingen in twijfel, vertelt over zijn eigen fouten en tekortkomingen en dat dan heel mild. Daarentegen heeft mijn psych, ondanks zijn leeftijd, de kunst van het verwonderen nooit verleerd – en dat maakt hem zo’n goeie.
En in de liefde valt er zoveel te verwonderen. Ik hang aan zijn lippen als hij praat over emotionele afhankelijkheid. Over wat het betekent om de liefde te bedrijven. Over wanneer minnaars ophouden minnaars te zijn en wat er dan gebeurt. Over dat mensen op dieren lijken en Harvey Weinstein in het bijzonder. Over onderbuik en verstand en het volgen van die laatste.
Als ik opgefrist weer weg ga, schudt de psych mijn hand en zegt: ‘Maar wat fijn dat het zo goed met je gaat.’ Met die woorden fiets ik weg. Ik zeg wel vaker dat het goed met me gaat, ook al is dat meer wens dan werkelijkheid, wat dat betreft loop ik graag op de zaken vooruit (ik zeg het; dus het is waar). Maar nu zegt de psych het en ja verdomd, het gaat goed met me.