Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Winkeltje spelen

Ik loop even binnen bij de dochter in haar restaurant. ‘Neem een drankje, mam,’ zegt ze. Dat geeft me de mogelijkheid om op een stoel schaamteloos alle kanten op te kijken om haar bezig te zien als serveerster.

Hier een praatje, daar een grapje. Alle bestellingen uit haar hoofd en ondertussen ook nog even wat opruimen.

In de vieze asbakken

Zo goed deed ik het niet, in mijn eerste baantje in de strandtent. Ik herinner me een warme dag, stekende pijn aan mijn voeten van al dat geloop over het zand en dat ik op een bepaald moment vol verlangen naar het strand stond te turen – en dat mijn baas me nog net niet met mijn hoofd in de vieze asbakken duwde. ‘Je moet altijd bezig zijn,’ zei de serveerster die het allemaal wel snapte tegen mij. ‘Altijd! En als er niks te doen is, doe je alsof. Dan ga je de biertap poetsen ofzo.’
Een van mijn dochters vrienden komt inmiddels uit de keuken met een dienblad vol warme chocolademelk. Professioneel laveert hij tussen de tafels door. Bijna de hele vriendenkring van die meiden werkt hier inmiddels. ‘Het lijkt wel alsof jullie winkeltje spelen,’ zeg ik tegen hen. Net waren ze nog klein en schattig, en nu draaien ze zo’n hele tent.
‘Dat denken wij ook vaak,’ grinniken ze.

Andere herinnering. Ik in een of andere spoelkeuken, heel even zittend op het aanrecht tegen de voetenpijn, met een glas wijn in mijn hand. Nee, je mocht niet drinken onder het werk. En al helemaal nooit zitten (‘als er niks te doen is, doe je alsof’). Dat de baas binnenkwam. En dat ik dacht: ik spring op en smijt intussen die wijn in de spoelbak. Dat ik toch bleef zitten.
Nee, het is nooit echt wat geworden met mijn carrière in de bediening. Maar die kinderen, echt, die evolueren helemaal de goede kant op.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *