‘Eerst 112 weg, nu alle stroom. Het einde der tijden.’
Dat zegt Mr Horror.
Handenwringend
Het heeft inderdaad iets apocalyptisch: de straat zonder stroom, op klaarlichte dag. Er is iets met brandweerauto’s en heel veel Liander busjes. De ene na de andere winkel gooit zijn deuren dicht. De kassalade gaat niet meer open, het alarm doet het niet meer, of anders wel de frituur of het espresso apparaat.
‘Hier,’ zegt de vrouw van de bakker, ‘jij hebt dinsdag toch altijd een soort open huis?’ En ze geeft me tassen vol met broodjes, donuts, roombroodjes, zelfs een hele aardbeientaart. ‘Ik hou het toch niet goed,’ zegt ze terwijl ze haar donkere winkel rondkijkt. Om te besluiten met: ‘Ik ga naar huis.’
Het schept een vreemde saamhorigheid op straat zo samen onthand. De man van de snackbar zit handenwringend buiten op een stoel. “Wat moet ik nou doen?’ Hij mag van zijn baas niet sluiten. Ik geef hem mijn krantje, vers uit de brievenbus.
Dementors
De bel doet het niet, de koelkast niet, het Internet. De ventilator niet en het is zo heet, zo heet. ‘Wat moet ik nu doen?’ Weer die vraag. De dochter heeft de Leeuwinnen gemist en had zich verheugd op haar serie. ‘Dus zo was het vroeger altijd?’
‘Dan lazen we een boek.’ Ik geef haar de nieuwe Susin Nielsen. Ze schudt haar hoofd. ‘Te warm.’
Eindelijk komt de stroom terug, maar het Internet, de tv en de telefoon laten het nog steeds afweten.
‘Kom je bij me in bed Harrie Poter kijken?’ Ze heeft een ouderwetse dvd te pakken.
Met onze hoofden zo ongeveer in de enige ventilator laten we ons door dementors en hippogriefen de midzomernacht in voeren. We hebben in ieder geval genoeg taart.