Ik ging op vakantie, ik maakte van alles mee.
Campingwinkeltje
Met de dochter was ik naar een strand dat ik nog niet kende, aan zee met vrienden. Komkommerdrankjes drinken met je voeten in het zand, slapen in een duinpannetje. We kwamen niet meer terug, we moesten met een veel te dure taxi. Onderweg deden we boodschappen in een gek winkeltje, het leek op zo’;n campingwinkel en ik ging koken met rare dingen en maakte daar toch iets heerlijks van.
We gingen Harry Potter kijken, alle films achter elkaar, en waren dus steeds in Zweinstein en misten het nogal hard toen het voorbij was.
Ik liet mijn haar een beetje anders knippen en lakte mijn nagels goud.
En pal daarop zat ik alweer in een taxi, nu een die heel hard over de wegen scheurde, om zeven studenten een diploma te overhandigen.
Ik keek nog een film, een hele rare, hij nam me mee in een ruimteschip dat nooit meer terugkwam naar de aarde, de mensen aten algen en hielden seances en orgies, het hakte er meer in dan ik dacht.
Ik at met twaalf mensen lekkere salades, sommigen kende ik nog niet, ik maakte nieuwe vrienden.
En ergens temidden van dat alles belandde ik in bed bij een zeer lieve man en ook daar kwam ik nooit meer uit, er bestond geen beter universum dan dat van kussens en kranten en aardbeien en kersen. En koffie natuurlijk.
En toen was ik weer thuis. Alleen.
Ik keek om me heen en zag de vaat, de was en de kaarsen die nog steeds brandden. Ik was er moe van maar o zo blij: mijn fijne vakantie die een heel weekend duurde.