Ik kreeg een prachtig nieuw woord cadeau, ben er al de hele dag blij door.
Lollepot.
Het tussenbeense warmen
Op de reproductie van het schilderij van het Melkmeisje van Vermeer bij mij thuis staat er eentje. Een lollepot, nog een keer dat woord. Het lijkt op een stoof, het ís ook een stoof – maar dan een heel speciale. De lollepot werd gebruikt door vrouwen. Ze namen de lollepot onder hun rokken en werden dan heerlijk warm. Daar. Het schijnt dat er in de Jordaan zelfs een straatje was waar vrouwen gezellig samenkwamen met hun lollepotten. Dat staat in Trouw, dus het is waar. En als het niet waar is, dan is het vanaf nu verankerd in mijn brein: de Amsterdamse vrouwen met hun lollepotten. Hoe duizend keer meer sexy dan de vibrator! Warme kooltjes in plaats van kunststof. En daar kwam dus mooi geen man aan te pas in de zeventiende eeuw, die vrouwen fiksten dat gewoon zelf. In het bargoens woordenboek zoekt J het meteen voor me op: ‘Lollen is: de dijen aan de haard koesteren, het tussenbeense warmen’.
Door al die capriolen met hun lollepot, kreeg het woord algauw een seksuele bijklank. Het schijnt zelfs dat het woord pot voor een lesbienne daarvandaan komt, hoe leuk is dat.
En dat mijn melkmeisje dus misschien gay was, bevalt me ook zeer. Terwijl de stad zindert van Pride en regenboogvlaggen en liefde zonder hokjes, heb ik mijn Melkmeisje. Als belangrijk symbool voor mijn dochters. Dat liefde liefde is, met wie dan ook. Dat we trots zijn dat we dat vandaag kunnen vieren in Amsterdam.
En nu wil ik ook een lollepot.