Anna Susanna, zei iemand. En PAF ik was weer twaalf jaar oud. Nog leuker: PAF mijn moeder was weer in haar volle kracht.
Dat zei mijn moeder altijd: “Anna Susanna.’ Op zo’n zangerige, montere toon. Het was aansporing (‘hup, je bed uit’) en ode (‘ zwarte Anna, Spaanse schone’) tegelijk.
Nakend
Ik heet niet eens Anna Susanna. Mijn tweede naam is niet Susanna ( en mijn eerste ook niet Anna trouwens).
Maar die moeder dus. Overmorgen wordt ze 84 jaar, de leeftijd die ze altijd als einddoel heeft genoemd. ‘Ik denk dat ik daarna snel doodga,’ zegt ze al weken elke keer dat ik haar zie. Dat is minder dramatisch dan het klinkt, want ze kondigt haar nakende dood al jaren aan, ik herinner me dat het eerst van toen ze 75 werd. We hadden haar toen naar Spanje gehaald met alle kinderen. ‘Nu kan ik rustig doodgaan,’ zei ze de volgende dag. En kijk nou toch wie er zaterdag 84 wordt.
Maar iets is wel degelijk dood. De moeder die me Anna Susanna noemde was sterk en vrolijk en vol levenslust. Ik herinner haar het beste als ik denk aan haar stem die Anna Susanna tegen me zegt – maar het kost me moeite. En mij niet alleen. Steeds minder mensen kennen die moeder nog, ze hebben geen idee wie dat broze bange wijffie in de Flesseman eigenlijk is. Laat ik het vertellen: het was de vrouw waar ik veilig bij was en die voor mij zorgde. Simpelweg dat. Een stevige stammoeder van mij en de dochters, waarvan er een Dunya Suzanna heet – maar dan echt.
Ik mis die moeder. En wat we zaterdag vieren, waar ik haar geliefde kwarktaart voor sta te bakken vandaag – dat weet ik eigenlijk niet zo goed.