Ik dacht zal ik schrijven over de docu Mijn seks is stuk en dat we leven in een maatschappij waar witte oude mannen de dienst uit maken? Of over hoe het beeldje van het Aidsfonds is omgekukeld?
Maar mijn wereld is zo klein, helemaal als het regent.
Kluizenaar
Mijn huis, mijn mac, mijn kind, en een paar goede vrienden. Er is niet veel meer ruimte in mijn hoofd deze herfst (‘Het naar binnen gekeerde seizoen’, zeggen ze bij de yoga). Om geen kromgegroeide kluizenaar te worden wandel ik ’s middags urenlang door de stad, terwijl ik een beetje nadenk over het schrijven en het leven. Dat is trouwens het grote verschil met Spanje: ook daar kon ik uren schrijven, uitkijkend over de olijfvelden. Maar als ik dan ernstig behoefte kreeg aan nieuwe prikkels, waren daar nog steeds alleen maar die olijfvelden. Waardoor je in je hoofd en soms ook in je boek bleef hangen. Maar dat is een ander verhaal.
Dus ik loop door Amsterdam als een soort zelfbenoemde stiefdochter van Simon Carmiggelt. Klusjes die nog maar zo kort geleden een crime waren (‘o nee, nieuw rijbewijs aanvragen’), zijn nu leuke uitjes (gezellig over het Waterlooplein en dwars door het Muziektheater).
Dus ik zie. Hoe geseksualiseerd we zijn bijvoorbeeld – mijn seks gaat altijd heel snel stuk op de Wallen en dat komt niet door de vrouwen achter glas want die vind ik soms heel mooi maar door de mannen en ook vrouwen aan deze kant van het raam, door de winkels eromheen. De stad is heel rijk en heel goedkoop tegelijk. Heel mooi en heel lelijk.
Ik ontdek het roze meisje op het Beursplein dat echte tranen huilt om Aids en ik blijf een tijdje met haar staan. Echte tranen. En nu ze is gebroken nog meer.