Nu de kantoorbaan even uit beeld is, kan het weer: lopen.
Ik schrijf, ik loop, ik schrijf, ik loop. Dat is nu een beetje mijn leven. En dat lopen doe ik dan vrij neurotisch met de stappenteller.
Rondje Dam
Kan ik het ook lopen? Dat bedenk ik nu steeds en ja, negen van de tien keer is de fiets niet nodig. Dan wandel ik weer dwars door de Wallen (met de fiets nooit een aanrader qua hysterische drukte), dan weer het Westerpark in en – uit aan de andere kant, dan weer op en neer door de Kalverstraat. Eigenlijk geldt: hoe meer mensen, hoe leuker lopen. Ik maak van alles mee, zie de raarste dingen gebeuren. Van een fraaie duinwandeling in je eentje word ik minder blij dan van ‘een rondje Dam’ op de late avond.
En dat doe ik dan, dat rondje, als ik overdag die 10.000 stappen niet heb gehaald. Ook als het regent, ook als het stormt. Dat is dus het neurotische van de stappendoctrine: je moet en zal ze halen. In ieder geval tot die allerlaatste kantoorpondjes weer weg zijn want dat is dus wel tof: ik val ervan af.
Gisteren overtrof ik mezelf. Ik was de Brouwersgracht op en neer aan het lopen in het holst van de nacht en ik verveelde me, voelde me zelfs een beetje unheimisch, er was echt niemand op straat.
Dement
Dus toen nam ik een hond mee, een denkbeeldige. Meteen werd het wandelen een stuk leuker. Bij elke hoek bleef ik wachten op mijn hond, het was een jonge Ierse setter. Ik lachte naar hem, schopte oude blikjes naar hem toe en paste op dat hij niet onder een auto kwam.
Mijn dochters zullen zich op dit punt vast zorgelijk afvragen of ik dement aan het worden ben, ik geef ze geen ongelijk. Maar verder kan ik het iedereen aanraden: zo’n leuke speelse hond die niet poept en ook niet op een te klein huisje hoeft te wonen. Ideaal.