We stapten een andere wereld binnen. En de wind floot hoog om onze ramen.
Rotterdam. Ik heb er wel een paar liefdes zitten. Mijn uitgever Lemniscaat natuurlijk. Het RO Theater, waar ik mijn eerste vaste baan had, en ook het Film Festival, waar ik me ooit naar binnen blufte bij de communicatie-afdeling.
Zombie-ogen
Dat bluffen werd jammerlijk afgestraft maar mijn liefde voor het Film Festival bloeide op en is nooit verdwenen. Maar ja, kinderen, reizen, buitenland…
Pas sinds vorig jaar is er -vijfentwintig jaar na dato- weer ruimte in mijn leven om naar Rotterdam te gaan en dan heb ik aan J natuurlijk een goeie. Hij heeft een paar films geregeld en bij wijze van verrassing ook een hotelkamer zodat we na de films even kunnen bijkomen.
En dat is nodig. Een young adult Bonnie & Clyde over een eerste liefde tussen een jongen die met vogels praat en een meisje dat steeds waanzinniger wordt. Indianen met zombie-ogen die rondzeulen met dode baby’s die in het oerwoud tot leven komen. En een film die iemand omschrijft als ‘Jaws met een waterbuffel’ – misschien wel het raarste dat ik ooit heb gezien, er wordt voornamelijk heel hard gerend, gezongen en geruzied – ook al in het oerwoud.
Het festival is een stuk groter dan vijfentwintig jaar geleden en Rotterdam wordt ook steeds hoger, groter, stoerder. Het hotel dat J heeft geboekt is een enorme wolkenkrabber waar de wind terwijl ik dit schrijf giert om alle ramen.
Waterbuffels. Wolkenkrabbers. En het fluiten van de wind vanuit je knisperende hotelbed. Ik heb een topweekend.