Er gaan de laatste tijd zoveel mensen dood.
Deze week hebben J en ik allebei een andere crematie. Ik streamkijk vandaag naar die van Leo, de oudste vriend van mijn ouders. Zolang ik me kan herinneren was hij in mijn leven.
Overkant
Ondertussen heb ik de aartsengelen weer over de vloer, de laatste keer was tien jaar geleden. Die gasten komen vijf dagen en je moet ze ’s avonds om half elf stipt. binnenlaten. Toevallig had ik net J aan de telefoon. ‘Ik moet nu ophangen, de engelen staan voor de deur.’ ‘Wát?’ Soms ben ik gelukkig nog een totaal mysterie voor hem.
Ik opende de buitendeur, de Haarlemmerstraat was spooky leeg, gelukkig geldt de avondklok niet voor onstoffelijke wezens. ‘Hallo Michaël, Gabriel, Rafaël, Uriel en Metatron,’ mompelde ik braaf, er stond binnen al een lekker warm altaartje voor ze klaar. De komende vijf dagen mag ik ze dingen vragen en – heel fijn – ook hardop tegen ze praten. Rafael lijkt me de toegankelijkste, Metraton vind ik een beetje eng, zijn naam alleen al.
Ik denk dat ik ze ga vragen Leo’s dood zo zacht mogelijk te maken. Voor zijn vrouw en dochter, maar ook voor hemzelf. Mijn vader haalde laatst een of andere wijze aan die dacht dat na de dood voor iedereen precies datgene gebeurt wat je wilt dat gebeurt. Dus de mensen die naar het paradijs verlangen komen daar, en de mensen die het allemaal nog een keer willen beleven, die reïncarneren.
Ik ga de dood steeds meer zien als een overkant waar een groeiend groepje geliefden je staat op te wachten. Mijn moeder en Wouter strekken nu hun armen uit naar Leo, geven hem een biertje. Leo lacht en speelt piano.
Daar houden de aartsengelen van, lees ik in de instructies. Van muziek.