Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Veertien jaar geleden had ik een soort doorbraak, als schrijver.

Na een drietal dromerige boeken bij een dromerige uitgeverij, besloot ik het roer om te gooien. Samen met een nieuwe uitgever werkte ik keihard aan een totaal ander boek: Het Heksenhotel.

Spotlights

Dat boek werd genomineerd voor de debutantenprijs van de Jonge Jury, het had meerdere drukken en edities en zette mij als schrijver in één klap in de spotlights. Alleen, toen die lichten aan gingen stond ik er zelf niet. Ik was op dat moment over de wereld aan het reizen, kreeg amper iets mee van alle commotie – laat staan dat ik er op scholen en bibliotheken over kon praten. Een beetje alsof je wakker wordt uit de narcose en je hebt ineens een kind.
En wat voor een kind! Ik, die nooit mijn eigen boeken teruglees als ze eenmaal gepubliceerd zijn, heb de laatste maanden gewoond in mijn eigen Heksenhotel. Ik mag namelijk een heruitgave maken, bij Uitgeverij Lemniscaat. Aan het verhaal zelf heb ik geen spat veranderd. Dat stond nog steeds als een huis; als je een steentje verplaatst, stort er verderop iets in. Wel kon ik de stijl aanpakken, met de kennis en ervaring van nu. Dat was een leuk klusje.
En daarom heb ik dit hele weekend gewoon doorgewerkt en was dat helemaal niet erg. We waren naar het huisje in Vlissingen en in plaats van uit te slapen of kranten te lezen, verhuisde ik mijn computer naar het hoekje zon op het terras, ik nam niet eens de moeite om me aan te kleden. Urenlang las en herlas ik de inmiddels ook door de uitgever geredigeerde versie, tot het boek weer helemaal onder mijn huid gekropen was.

Vandaag gaat het weer bij me weg en deze zomer komt het hopelijk in groten getale in de boekwinkel. In een prachtig nieuw jasje. En ik ben erbij!

 

2 reacties op “”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *