Toen ik het vorige blog schreef, drie dagen geleden, wist ik nog niet dat ik dit volgende stukje zou posten vanuit een ander land.
Ik had twee jaar niet in een vliegtuig gezeten – en nu ineens halsoverkop.
Binnen een uur geboekt
Het begon met een appje van de jongste dochter. Haar tussenjaar verloopt vooralsnog wat rommeliger dan gepland en ineens had ze een paar vrije dagen en zin om weg te gaan. ‘Kunnen we niet alsnog naar Kopenhagen? Nu? Ik meen dit serieus.’ Kopenhagen, dat was onze door corona ingestorte vakantie, ik had alle vouchers nog liggen. Eigenlijk was ik moe, eigenlijk was ik blut, eigenlijk zou ik… binnen een uur had ik alles geboekt.
We vertrokken in het holst van de ochtend, dochter versliep zich nog maar als door een wonder zaten we toen toch ineens aan de koffie in de stad van een van mijn allergrootste helden. In Noorderlicht parafraseer ik zijn Sneeuwkoningin, maar ik ken bijna al zijn verhalen. Nu zag ik ineens: bij die porseleinfabriek kwam hij het herderinnetje en de schoorsteenveger tegen, in het Chinese paviljoen van Tivoli schreef hij over de keizer en de nachtegaal.
Intussen was de zon gaan schijnen en beklommen we een grote ronde toren met spectaculair uitzicht. Ik staarde naar alle kerken en monumenten en zei tegen de dochter die haar telefoon voor zich had: ‘Zoek eens op. Dat van die tondeldoos. De grootste hond had ogen zo groot als… wat was het ook alweer? Een of andere kerk van Kopenhagen.’ Het antwoord kwam meteen. ‘Mam! Hier staat: een hond met ogen zo groot als de ronde toren van Kopenhagen.’ We staarden om ons heen: rond, groot. Dus hier had hij ook gestaan, mijn held, precies op deze plek, hier was hij op het idee gekomen!