Er zingen nieuwe verhalen in mijn hoofd.
Ze komen als je het niet verwacht.
Visualiseren
In de metro, snel krabbel ik wat op de achterkant van een factuur. In de nacht als ik wakker word en weet: nu niet bewegen, niet opstaan, zelfs mijn ogen niet open. Dan kan ik, in de trance van net-niet dromen, plaatjes zien van een nieuw boek.
Ik zag laatst een interview met Meg Rosoff, een van mijn schrijfhelden. ‘Ik schrijf heel makkelijk,’ zei ze, ‘een boek zet ik zo op papier. Maar het is dat nadenken. Daar ben ik wel gauw een jaar of twee mee bezig, met nadenken.’ Dus dat is het: vechten tegen de verleiding van het begin – en daarmee jezelf al te vast te zetten.
Een nieuw boek is eindeloos visualiseren. En dat gaat niet door op vaste tijden achter je computer of achter een schrift te zitten. Natuurlijk moet je die uren wel maken, al was het maar om niet met andere dingen bezig te zijn. En zoeken naar korte simpele vragen zoals: waar speelt dit verhaal zich eigenlijk af? Kan ik het bezoeken, die plek?
Waardoor ik zometeen in het zonnetje ga wandelen naar een wijk hier niet ver vandaan die ik eigenlijk niet goed ken. Geen oortjes in, alleen maar lopen. Kijken. Zou het dit huis zijn waar ze wonen, is het deze straat, deze school? Hoe zien de buren eruit, hoe is de sfeer, hoe klinkt het hier?
En zo begin ik langzaam, heel langzaam, weer een beetje te verdwijnen.