Want ja, we waren niet op vakantie geweest deze zomer.
In plaats daarvan hadden we allebei doorgewerkt – en ik was ook nog verhuisd. Kapot moe van dat alles. Dus stond het al heel lang in onze agenda’s: acht dagen Griekenland, in en onder Athene. Eindelijk een voordeel van het lege nest: buiten de vakanties om.
Kattenstad
Dat het in oktober in Griekenland niet heel mooi weer hoeft te zijn, wist ik heus wel, dat was in Spanje ook zo. Maar hierop hadden we niet gerekend: een officieel alarmbericht van de Griekse overheid op onze telefoons: blijf binnen, noodsituatie. Op de aankomstdag was er nog niks aan de hand, maar in de nacht begon het te donderen en bliksemen en te regenen zo hard als ik misschien wel nooit eerder heb meegemaakt… rivieren door de straten, we konden bij dag niet eens oversteken. Overal klinken sirenes. Er valt hier dus kennelijk in twee dagen een kwart van wat er normaal in een jaar in Nederland valt, lees ik bij de NOS. Gelukkig hebben we een fijne kamer, veel boeken en natuurlijk het beste gezelschap van de wereld. Tussen de ergste buien door gaan we uiteraard toch naar buiten. Wat ik ervan zie: een kattenstad, een alternatieve punkachtige stad, een stad vol bloemen, eten, olijfbomen, bouwvallen naast beeldschone patio’s en letterlijk overal de voetsporen van de oude Grieken. Ik hou niet zo van ruïnes, maar dit is anders: Athene is bovenal een verhalenstad!
Dus klimmen we tussen de grootste buien door naar de Akrópolis, het oude tempelcomplex voor de goden dat boven de stad uit torent. Vanwege het onweer mogen we er niet echt in (J voelt letterlijk zijn haren overeind gaan staan bij elke knetterende bliksemschicht), maar ik lach naar Zeus: wij zijn vrij, de geur van hars is in de lucht, en beneden wacht de retsina en een zacht, Grieks bed.