Met een waterbus verlieten we Athene, Of nouja, met een bus die door de zoveelste wolkbreuk durfde.
Gelukkig zaten we lekker binnen, al lekte zelfs de bus een beetje.
Spoken
Op naar de Peloponnesiche kust. Waar de Griekse monsterwespen zoemen, het cactusfruit rijp is en we slapen in een oud Venetiaans huis naast een Venetiaans fort en de eigenaresse elke ochtend verse cake voor ons bakt. Waar J op straat in gesprek gaat met zo’n beetje elke zwerfkat en uiteraard eindeloos die monsterwespen bestudeert. Waar ik mijn bikini ben vergeten en toch ga zwemmen, en dan snel uit het water als de wind weer opsteekt. Of dat we bergen beklimmen met adembenemend uitzicht, totdat ineens dan toch weer die wolken, bliksem, donder.
Je weet dat je op reis bent als ook spoken uit het verleden zich aandienen, die rustig hebben zitten wachten tot jij weer een beetje ruimte in je hoofd had. Maar ook: dat je brein dus opengaat, nieuwe vergezichten en alles.
In de avond lees ik J de mythe van Eros en Psyche voor uit het dikke boek van Imme Dros waar ik de hele reis al mee loop te sjouwen. En we bladeren op de telefoon terug door onze oude berichtjes en mailtjes om te zien hoe het ook weer begon tussen ons. ‘Je hebt me echt veroverd met je praatjes en je verhalen,’ constateert J – vooral die praatjes bevallen me.
En elke dag dansen we samen de sirtaki, echt waar, op de muziek van Zorba de Griek.