Allemaal jonge kinderen met zelfgemaakte lampionnetjes trokken door de straat. Ik herkende de blik in de ogen van de ouders: iets met trots en diepe vermoeidheid tegelijk.
Maar ikzelf zat intussen op een terras wijn te drinken met een vriendin van vroeger.
Kattentrap
De dag erna kwam Sinterklaas aan. Op dat moment was ik in een mooi oud gebouw schrijfles aan het geven. Er was een vrouw die huilde en zei: ‘Ik heb zo’n mooi boek gelezen en nu durf ik zelf niet meer te schrijven.’ (Eigenlijk zei ze: ‘Ik heb jouw boek gelezen.’). ‘Welkom bij de club,’ zei ik. Want daar gaat het natuurlijk altijd over: gewoon maar weer durven, elke keer opnieuw.
Tegen de tijd dat ik thuis kwam, was de boot van Sinterklaas al lang en breed aangemeerd. Ik had mijn moeder niet gebeld, mijn vriendin niet met wie ik altijd alle sinterklaasjournaal-scènes evalueer, ook mijn dochters niet. Kennelijk ben ik nu eindelijk Neverland uit, na al die jaren – en nog niet oud genoeg om weer terug te gaan.
In mijn huisje had de vriend van een van de dochters intussen een trap getimmerd voor de katten, helemaal van twee hoog naar beneden. Dat is omdat ze hier in dit kleine huisje onrustig worden en ook te dik. Omdat ik bang was dat ze niet meer terug kwamen nu ze de wijde wereld in zouden gaan, deed ik de katten halsbandjes om met mijn telefoonnummer erop.
‘Stuur me een filmpje als ze van de trap af gaan,’ zei Koen toen hij klaar was. En dat hij nu gauw voor zijn vriendin een chocoladeletter ging kopen, aangezien Sinterklaas dus weer in het land was.
Het werd avond en de katten waren nog steeds niet van de kattentrap af gegaan. Wel had een van de twee heel knap haar halsbandje doorgeknaagd.