Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Soefganisint

‘Wat fantastisch dat jullie verse soefganiot hebben,’ zeg ik en ik staar bijna ontroerd in de pan olie waar de speciale oliebollen liggen te dobberen. Het scheelt weinig of ik voeg er iets totaal onzinnigs aan toe als ‘Net als vroeger bij oma thuis.’

Hoe heet het als je je een identiteit toe-eigent die niet de jouwe is? Ik ben helemaal niet joods opgevoed. En volgens My Heritage ben ik maar 26% Asjkenazisch joods.

Onder mijn huid

Maar het speelt dus wel een rol in mijn volgende boek, de hoofdpersoon is een joodse jongen. En omdat ik opsta en ga slapen met dat kind, is hij al behoorlijk onder mijn huid gekropen. Dus ben ik me er ineens van bewust dat dit weekend het laatste is van Chanoekah. En dan eet je dus latkes – die maak ik wel vaker – en kennelijk ook soefganiot, waar ik pas net van heb gehoord. De joodse deli’s blijven in de stad een beetje onder de radar, maar nu heb ik er eentje om de hoek gevonden. Waar ik met goed fatsoen natuurlijk niet zonder die oliebollen kan vertrekken. Gewichtig loop ik naar huis met mijn doosje. Me ook heus wel een beetje te schamen als nepjood met haar zogenaamde ontroering.
Ik troost mezelf met de gedachte dat ik nou eenmaal opbloei bij rituelen – wat voor soort dan ook. Want neem Sinterklaas. Waar ter wereld vind je een feest waarin je gedichten schrijft voor elkaar: een beetje grappig, een beetje lief. En dat je elkaar dan cadeautjes geeft in gekke verpakkingen die we surprises noemen. Of je vindt zomaar iets van marsepein in je schoen (wie heeft dat verzonnen?) of een letter van chocola (en wie heeft dat verzonnen?).

Thuis leg ik de soefganiot op een schaaltje naast de zelfgebakken speculaas. Vieren zullen we. Vieren en eten. Juist nu.

2 reacties op “Soefganisint”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *