Ik ben gewend dat ik degene ben die snel gaat, dat mensen mij amper kunnen bijhouden. Maar het afgelopen halfjaar scheurde iedereen mij voorbij.
Ik schreef aan een nieuw boek.
Op de bank met de katten
Mensen om mij heen stonden vet in de spotlights. Ik schreef door. Vrienden holden van hot naar her. Ik zat thuis en schreef. Anderen maakten grote, indrukwekkende reizen. Ik schreef. Als ik mensen sprak, ging het over nieuwe contracten, grote producties, er werd gezucht en gesteund over het eeuwige gebrek aan tijd, iedereen was er doodmoe van. Ikzelf zat avond aan avond op de bank met de katten, leeggeschreven. Er waren zoveel mensen die door iedereen gebeld werden voor van alles en nog wat. Mij belde niemand en op zich kwam dat goed uit want ik schreef. Al was het ook wel een beetje eng, waar was ik eigenlijk mee bezig? Schreef ik niet eigenlijk omdat er anders misschien… niks was?
Elke ochtend smoorde ik die gedachten weer in de woorden, mijn boek in wording ademde, groeide, nam mijn gedachten over, bijna dag en nacht.
En ineens stopte ik. Niet dat het klaar was, maar het was wel rond, voor de eerste keer. Alle hoofdstukken stonden, ik had het gevoel dat ik nog nooit zoiets moois had gemaakt. Tegelijkertijd vertrouwde ik mijn eigen oordeel voor geen cent, niemand anders had ook nog maar één woord gelezen.. Ik stuurde mijn verhaal naar de uitgever. En toen begon het échte wachten. Alsof je de hele tijd in je blootje rondloopt.
Eindelijk kwam er antwoord. Er moet nog heel veel gebeuren maar de titel van de mail was één woord. Schitterend.