Bomen met de eerste lentebloesem. Terrassen vol mensen. Stof op alle auto’s, helemaal uit de Sahara. Ongelooflijk toch: zomaar in één nacht helemaal van daar naar hier geblazen. En neergedaald op mijn fiets.
Appeltaart
Ik bak Nederlandse appeltaart voor mijn nieuwe vrienden. En we eten kip, dat heb ik onthouden van de wereldreis: dat samen kip eten verbroedert. Kip is van alle tijden en van alle landen – tenzij je natuurlijk vegetarisch bent maar mijn nieuwe vrienden eten alles, hebben ze gezegd.
‘Spreken jullie Engels met elkaar?’ vraagt iemand. Maar er is er eigenlijk maar eentje die een beetje Engels kan. Toch wordt er veel gezegd, al dan niet met behulp van google translate en plaatjes of foto’s. J komt ook nog even binnen en er ontstaat een enthousiast gesprek over Al Pacino en actiefilms waar ik dan weer nog nooit van gehoord heb. Op een ander moment houdt de moeder van het meisje een lange monoloog in het Russisch tegen mij en praat ik terug in het Nederlands, dat is eigenlijk geen enkel probleem, moeders onder elkaar.
En het meisje zelf? Dat rent door de kamer, speelt op de piano en sjouwt rond met de poezen. Ze proeft niet alleen de taart maar ook het gekke, nieuwe Nederlandse woord. Appeltaart.
Dat wij hier gisteren nog aan het stemmen waren terwijl op dat moment het huis van hun familie werd vernietigd. Dat is iets dat blijft hangen als ze allang weer weg zijn.