Alsof je stiekem heel erg verliefd bent. Je bent er helemaal vol van.
En niemand weet het nog.
Hofje
Laatst stuitte ik op een interview met een beroemde schrijfster. ‘Duurt het lang om zo’n boek te schrijven?’ werd haar gevraagd. ‘’Nee hoor,’ zei de schrijfster, ‘ik schrijf zo’n boek in amper drie maanden op. Maar dat nadenken erover… ja, daar ben ik wel een paar jaar mee bezig.’
JONA. Zo heet het boek dat ik nu schrijf. En zo heet ook de hoofdpersoon. Hij woont bij me in de buurt, ik heb, de beroemde schrijfster indachtig, voordat ik ook maar een letter op papier zette, eindeloos rond gezworven, net zolang tot ik hem voor me zag, Jona. Tot ik wist waar hij op school ging. En waar hij woonde: op een stil hofje, waar de tijd en al het geluid bevroren lijkt te zijn
Het boek nadert zijn einde, maar het zit nog onder mijn huid, hoofd, hart. Ik sta ermee op en ga ermee naar bed. Vandaag schopte ik mezelf de deur uit, even wat frisse lucht. En ineens stond ik voor de school van Jona, ze gingen net uit. Natuurlijk liep ik zijn route, naar het hofje, waar het stil was als altijd. Ik luisterde naar het geritsel van de blaadjes in de enige boom. Er kwam een oude dame naar buiten die nieuwsgierig om zich heen keek, ik kende haar. Ik kende alles. Net voor het hofje stond een jongen met zijn fiets met een meisje te praten en natuurlijk was hij het.
Maar mij zagen ze niet. Gelukkig maar. Niet hun universum was onzichtbaar, maar ikzelf die alles bedacht had.