‘Sorry, ik ben hier uit pure ijdelheid,’ zei ik tegen de dermatoloog, ‘ je ziet er vandaag sowieso niks van, van dat vlekje.’
Maar dat was dus juist niet goed. Dat het veranderde.
Die grote naald
Ik schrok pas toen de dokter me onstuimig begon uit te leggen dat ik niet moest schrikken. Tegelijkertijd dacht ik heel rustig: tsja, dat komt er nou van, al dat onbeschermde zonnen in Spanje en Afrika. Wees maar blij met deze niksaandehand variant – die wel weg moest. Met spoed. Dus nu heb ik twee weken lang een stomme pleister en vraagt iedereen wat ik heb gedaan. De ene keer zeg ik : ‘O, gestoten.’ De andere keer zeg ik: ‘O, kanker.’
Mijn lieve hoofd. Dat vond ik nog het naarst. Je gezicht waar je mee praat, lacht, de wereld mee tegemoet treedt. Mijn hoofd vol gedachten en dromen en plannen dat nog steeds overuren draait en het zo geweldig doet met rimpels en al. Daar. hoorde die grote naald niet in en ook niet dat mes en dat stroomding. Ook al was het dus – ik zeg het nog maar een keer – een dingetje van niks.
Eigenlijk wil ik mijn hoofd nu het liefst de hele tijd koesterend tussen mijn handen vasthouden. Stil maar, komt goed. Maar vooral wil ik natuurlijk dat mijn moeder er een kusje op geeft.
(To even things out: foto van een heel stoer moment: mee dit weekend op promotietocht voor De Openbaring, met regisseur, producent en steractrice).