Ik had een mooie schrijfklus waarvoor ik de hele dag tussen de daklozen doorbracht.
In alle vroegte fietste ik over de grachten erheen want het was in mijn oude buurtje. De regen was opgehouden en Amsterdam was adembenemend mooi. MIJN Amsterdam!
Hol
Bij de daklozen rook het naar koffie en oud eten. Ik was er al een paar keer eerder geweest en werd warm onthaald door een man zonder papieren die ik al eens geïnterviewd had. Een andere man kwam me koffie brengen, weer een andere man regelde dat ik in het “kantoortje” mocht: een soort ondergronds hol waar ook een bed stond voor echte noodgevallen. Daar praatte ik met daklozen uit Duitsland, Algerije, Turkije, Tsjechië en Amerika. En met nog heel wat andere mensen zoals dat meisje dat ‘even tot ze haar zaken weer op orde had’ op het Centraal Station sliep. En dat was meteen de gemene deler: ergens was iets mis gegaan in het erbij horen. Dingen met papieren, met verbroken relaties, met schulden, met niet-verzekerd en vooral met ruis in je hoofd. Zoals een van de mannen het formuleerde: ‘Je ziet de wolken niet en dan is er ineens een storm.’
Het waren geen lieverdjes, deze mannen. Ze waren wél echt. De vrijwilligers die ze hielpen ook – met koffie, een warme maaltijd, en vooral door ze serieus te nemen. En ik dacht: ook dit is Amsterdam. ONS Amsterdam.