‘Ik kan niks half doen,’ zeg tegen J, ‘daarom heb ik het nu zo druk. Al weken.’
Met de computer in de trein
‘Kom maar even uitwaaien en uitslapen en uitwaaien in Vlissingen,’ zegt hij. Dus dat doe ik. Zaterdagavond heen, maandagochtend terug. Met de computer in de trein, mijn beste vriend op dit moment. Ik zie haar (mijn Mac) veel vaker dan mijn echte vrienden die braaf wachten tot ik weer boven water kom. Ik mis ze! Zelfs de kapper, de tandarts, alles zeg ik af.
J wacht me op met lekkere dingen en een film. ‘Ontspan je al een beetje?’ vraagt hij hoopvol. Maar mijn brein is nog drukproeven aan het corrigeren en scenario’s aan het schrijven. Het plan is om zondag uit te slapen, maar dat lukt natuurlijk niet. Juist omdat ik heb besloten niks te doen die dag, voel ik hoeveel er nog moet. Ik ratel er in alle vroegte over tegen J, die een paar slimme dingen zegt. Dan valt hij weer in slaap. En tot mijn verrassing ik uiteindelijk ook. En daarna blijven we nog heel lang in bed en lees ik eindelijk het prachtige boek van Jaap Robben uit. Net voor het donker wordt, lukt het ons om op het strand te zijn. We wandelen naar het windorgel en als het onderweg te koud wordt eten we bitterballen bij een strandtent. ’s Avonds zien we twee films en vallen allebei op de bank in slaap.
Veel beter dan de kapper: de zeewind in je haar.