We sliepen dus in een toren boven een zee van oerwoud.
Er vlogen toekans voorbij en in de nacht vielen er sterren omlaag. Er was geen muur en geen glas, alleen wat bamboe.
Cartagena
Dat had het einde van een droomreis kunnen zijn, maar toen gingen we nog een urenlange bustocht maken om uiteindelijk aan te komen in Cartagena. Dat is de stad die ze ‘de parel van de Cariben’ noemen, of zoiets. Maar we sliepen in een kokendhete kamer zonder ramen in een uberhippe wijk waar alles feest, flaneren en goedkope cocktails was en in mijn hoofd was een soort error.
Gelukkig kregen we de dag erop een gratis upgrade naar een kamer met ramen en betere airco, heb ik al gezegd dat Colombianen de liefste mensen van heel Latijns-Amerika zijn? Dappere mensen ook, keihard aan het werk in een onmogelijke economie met overal nog de rafelranden van geweld en exploitatie.
Terwijl ik dit schrijf wordt Cartagena met hete zon en overal blauw wakker, het is nog niet voor te stellen dat we morgen terugvliegen naar Amsterdam. Dingen die ik ga missen: de mensen dus, de geur van het oerwoud, de sapjes van elke dag weer ander fruit, de kleuren (het turquoise), de muziek overal, het eten. Vooral ook het op reis zijn, samen met J die glansrijk voor de test (want ja dat was het) geslaagd is: hij maakte vrienden met elke zwerfhond en roofvogel en ook nog met heel veel mensen en zeurde nooit over lange busreizen, honderd muggenbulten of onverwachte situaties.
Toen we door de Stille Oceaan voeren kwam er een schildpad naast de boot. Daarmee werd het ons totemdier. Iets met overwinning op de tijd, aandacht, sereniteit. Dat wil ik mee terug nemen naar Nederland. Natuurlijk, de overgang zal hard zijn en J zet zich al schrap voor heel veel tranen van mij op weg naar Amsterdam. Maar dat is mijn thuis, daar wonen mijn mensen, en daar heb ik nog heel veel zinnigs te doen en te schrijven. Nu nog meer.
Ik heb veel geschreven hier, dit schreef ik in de toren, geïnspireerd door de Kogui stam.
Gebed van de elfen
Er is geen schaarste er is overvloed.
Er zijn twee toekans die vliegen over de zee van bomen, hun geel rood groen zwart blauw doorklieft de lucht.
Er zijn sterren die vallen in de nacht, er zijn wensen.
Er zijn enorme rotsen die gestut worden door takjes.
Er is altijd een verborgen waterval om je verhitte lichaam onder te koelen.
Er is fruit en vallende kokosnoten.
Vis.
Er is alles.
Er zijn mensen die huizen bouwen en plantages.
Mensen die niks hebben en toch dansen, de hele hete nacht lang.
Er zijn zuchten onder klamboes met gaten.
Krankzinnige verkeersopstoppingen vol getoeter. Verhalen die we elkaar vertellen.
Er is een vrouw die door de bliksem wordt getroffen in Cartagena.
Er is het gebulder van de zee.
Er is alles alles alles.
En zoveel dat ik niet begrijp.
Hoe klein en opgewonden de kolibri.
Mieren die sjouwen met blaadjes. Nog meer mieren. Nog meer blaadjes, waar gaan ze naar toe?
En overal fladderen vlinders.
Laten we het niet benoemen, laten we het liefde noemen.