Ik las een kinderboek. Het ging over een bij en het druiste op heel veel manieren in tegen hoe je volgens mij een kinderboek zou moeten schrijven.
Het boek ging trouwens vooral over een jongen. Een jongen van wie het leven ook indruiste tegen hoe je volgens mij zou moeten opgroeien als kind. In gedachten ging ik met een schoolklas buiten in een veldje zitten, tussen de bloemen en de zomende insecten, en las ik deze novelle achter elkaar voor.
Gruwelijk
Ik las ook een grotemensenboek. Mijn dochter had ik dat boek cadeau gegeven, maar pas daarna ontdekte ik dat het een van de meest gruwelijke boeken ooit was, dus ik begon het snel ook te lezen, zodat ik er op zijn minst met haar over kon praten. Het was waar, het was gruwelijk. Iets in mij veranderde door dat boek. Of eigenlijk: iets in mij keek daarna anders naar de wereld om mij heen. Warmer, gek genoeg.
Ik ging naar een film waarvan ik verwachtte dat hij over liefde ging. Maar hij ging over dood. En daardoor toch over liefde. Pas de volgende ochtend begreep ik dat. En wilde ik zelf eigenlijk niets anders dan zelf schrijven. Schrijven. Schrijven.
Ik keek naar een clip voor het songfestival. Of eigenlijk keek ik vooral naar hoe miljoenen mensen nogal blij werden van een lief, verbindend liedje.
Dat was nu, de afgelopen dagen. Het hadden ook schilderijen kunnen zijn, toneelstukken, gebouwen, andere door mensen gemaakte dingen. Getransformeerde dingen. Er is zo zoveel dat ik niet zie of lees of hoor, zoveel waarvan ik niet eens weet heb. Ontelbaar veel. Maar dat ergens ter plekke ontstaat, ook nu, terwijl ik deze woorden schrijf.
Dus ik dacht , nee ik wist: het komt wel goed met ons, met de mensen.