Ik zit op mijn balkon in de zon, het lijkt wel alsof de laatste keer vijf jaar geleden is.
Ik heb zelfs geen jas nodig.
Rite de passage
Het voelt als een rite passage. Eerst zat ik binnen aan de tafel te lunchen. In het fijne, veilige hol dat mijn huis is, met de kaarsjes en de mooie lampjes. Toen zag ik een zieltogend plantje zonder water en ik liep naar het balkon. De deur ging open en ik stapte in het licht. Geen wind, wel wolken en zon. Ambulances en helicopters in de vrij dichtbije verte, iemand verbouwt een huis, katten zitten achter de vogels aan. En als je heel goed kijkt zijn er alweer knoppen aan de boom die alle binnentuinen overschaduwt.
Morgen zal het wel weer regenen, misschien straks al wel. Maar dit soort momenten komt er nu ook weer aan, steeds vaker.
Als ik naar mijn bankrekening kijk wens is mij wel eens een baas en een stevig salaris. Ook wens ik mij wel eens collega’s om elke ochtend koffie mee te drinken in plaats van maar weer in je eentje. Maar op zo’n dag als vandaag, zo’n dag die helemaal aan mij, van mij, is, ben ik precies daar waar ik wezen moet. Ik kan zo lang blijven zitten als ik wil. Met het filmische uitzicht van al die Amsterdamse achterhuizen waar je als poppenhuisjes naar binnen kunt kijken, de Pettenflat is er niks bij, en naast de pluizige katten die hun wintervacht loslaten.
En omdat ik nou eenmaal lijd aan een ernstige vorm van beroepsdeformatie, loop ik naar binnen, pak mijn computer, ga weer in de zon zitten en schrijf:
Ik zit op mijn balkon in de zon, het lijkt wel alsof de laatste keer vijf jaar geleden is.