Vanmorgen werd ik wakker
van de vogels.
En ik dacht: waarvan werd ik wakker?
Van de vogels.
Van het licht ook, maar
meer van de vogels.
Het licht zacht zingend,
de vogels keihard.
Hans Andreus, De Vogels
Mijn slaapkamer die op een bedstee lijkt heeft openslaande deuren naar een Amsterdams balkonnetje. Het uitzicht is ook Amsterdams: lelijke binnenplaatsjes waar soms iemand heel hard staat te bellen of te blowen. Chic gepimpte terrasjes van yuppen. Een tuin met een verzakt kinderbadje. Krijsende katten (vaak die van mij). De bomen breken overal doorheen, nu op hun weelderigst. En in die bomen zitten vogels.
Ik word nu al weken elke ochtend heel vroeg wakker van de eerste merel. Zo’n wonder: dat daar op, die paar vierkante meter drukbevolkte Amsterdamse volkswijk waar ongetwijfeld op dat moment honderden mensen dicht op elkaar liggen te slapen, die vogel het enige geluid is. Niks anders dan dat. Keihard. Elke ochtend opnieuw.
In mijn huis fladderen motten en een hooiwagen tegen de ramen. Mijn broer noemde dat vroeger altijd een ‘vlooidooi’ en laatst hoorde ik dat vlooidoois, net als libellen, voor sommige mensen spirituele wezens zijn. Geen idee wat mijn vlooidooi mij komt vertellen. Dit is sowieso een blogje van niks, over niks. Ik kan natuurlijk ook gewoon de balkondeur dicht doen, dan maken de vogels mij niet meer wakker. Maar dan mis ik die ene, die hoopvolle.