‘Ik ging dus een keer met mijn moeder een dagje naar Texel, op de fiets…’ Mijn dochter laat me braaf uitpraten, ook al heeft ze de herinnering al veel te vaak gehoord.
Ik was toen jonger dan zij nu. Texel was onze happy place en mijn moeder en ik gingen fietsen naar al onze lievelingsplekjes. Het was stralend zomerweer en mijn moeder zong uit volle borst, ze kon maar niet ophouden met al haar ouderwetse liedjes over zon, velden en bloemen. Ik zat me in stilte te verbijten: mama, wees nou toch eens stil.
Zintuigen
Natuurlijk heb ik later nog heel vaak me juist dat zingen herinnerd, en werd die dag een van de meest liefdevolle momentopnamen van de tijd toen mijn moeder nog mijn moeder was.
En nu, zoals elk jaar op Texel op weg naar een huisje voor een week, is mijn moeder zelfs in mij gevaren. Het miezert en alles is grijs, maar Chaia fietst vrolijk naast me en het geluk van mijn moeder, haar een-zijn met de natuur, is nu in mij. Al mijn zintuigen staan op scherp.
Chaia wil kaas kopen bij de boer. Later haal ik nog garnalen, vers brood en pruimen van het eiland. Maak de bedden fris op, ook voor de kinderen die later deze week nog aanwaaien. Brood en rozen. Ik ben mijn moeder, ook zonder zingen.
Als de avond valt wandelen Chaia en ik door de duinen naar de zee, en dan weer gearmd terug door het donker.
De regen is gestopt en alles valt stil.