Ik wou zo graag dat ik een tijger was.
Er zijn veel katachtige mensen. Die bewegen soepel en makkelijk, je ziet ze vaak op fietsen dansen in het verkeer. Zulke mensen vind ik woest aantrekkelijk!
Struikelhul
Zelf ben ik meer een panda. Zoek maar even op ‘clumsy panda’ en de filmpjes rollen over je scherm. Panda’s botsen, vallen, kukelen om, blijven steken tussen doorgangen. Ooit heeft Kees van Kooten het woord ‘struikelhul’ verzonnen: dat je bijvoorbeeld struikelt en doet alsof dat een bedoeld danspasje was. Daar zijn panda’s ook goed in: ze rollen om, grijpen en passant een tak van de grond en doen alsof dat alles precies de yogaoefening van het moment was en zo rollen ze nog even door.
That’s me.
Daarom zit ik nu met die hand – inmiddels bij de handfysio. Dat vallen laatst was pure onhandigheid gemaskeerd als iets stoers. Panda pretends tiger.
Behoedzaam. Dat woord had ik gisteren ineens. Ik moet nu alles behoedzaam doen om die uitdekomme vinger te ontzien en niet teveel pijn te hebben. Dus in plaats van huppekee een paar schalen op de kast zwieren en hopen dat ze niet vallen (ze vallen wel) nu langzaam op een trapje en schaal voor schaal opstapelen. Dingen vastpakken, koken, schrijven, fietsen… allemaal op zijn tijgers: gefocust en gebalanceerd. En ook niet zo raar wild met mijn armen zwaaien als ik enthousiast ben.
Lukt dat? Natuurlijk niet. Mijn inner panda kukelt voortdurend om en hup daar knalt precies die pijnlijke die hand alweer (hoe dan?) in volle vaart tegen de keukenmachine.