Ik droomde de hele nacht van de dood.
Beelden van ziekenhuizen wisselden zich af met beelden van ingestorte witgekleurde woonwijken, met kinderfiguurtjes ligend op de grond in onnatuurlijke houdingen.
I must keep on going
Net voor het slapengaan had ik samen met J een documentaire gezien over een 24-jarige Palestijnse fotografe in Gaza, een meisje nog. ‘I hope one day you come to my home,’ zei ze over de telefoon tegen de filmmaker, ‘and we will walk down the streets of Gaza.’ The streets of Gaza. Dat klonk bijna zo raar als iemand die zegt: ‘Ik wil met jou ooit nog eens knus over de maan wandelen.’ Het meisje plaatste de meest heftige maar ook intieme foto’s van het huidige leven in Gaza op Instagram. Ze zei ook: ‘Although I have very little hope to live the life I want, I must keep on going and document everything, to be part of this story. To be me.’ Dat deed me dan weer aan de woorden van Anne Frank denken.
Kort nadat ze dit zei werd de schuilplaats van het meisje gebombardeerd en overleed ze, samen met iedereen van haar gezin die nog in leven was.
Laten we haar naam noemen: Fatma Hassona.
Ik droomde. En het werd dag ergens anders, namelijk hier. Ik zag het lieve gezicht van mijn bijna-echtgenoot, hij zag er jong uit. We gingen lunchen met onze getuigen, nog meer voorpret, er waren cadeautjes, knuffels en veel lekker eten. Dat was heel erg fijn en liefdevol. To have and to hold, dacht ik steeds.
Hoe verhoudt het verhaal van Fatma zich tot het mijne?
Niet natuurlijk. Niets dan een krankzinnige speling van het lot dat mijn leven hier begon en dat van haar daar.
(en ook deze affiche, gezien in het Rijksmuseum, is een verhaal:)