‘Wil jij dat scheurtje in de muur even opvullen?’ vraag ik aan de mannen.
‘No problema.’ Daar gaat Steve al met zijn bakje cement. Even later komt hij voorbij met een groter bakje. ‘Dat was wel nodig.’ Als ik hem vervolgens met een gigantische trog cement zie langskomen, besluit ik maar even te gaan kijken. Inderdaad, inmiddels is de halve muur verbrokkeld…
Zo gaat het dus vaker. En ja, misschien is het wel raar dat ik de enige ben die van zulke dingen schrikt. Want ‘Ja, oude huizen he?’ En ik wilde toch die romantiek? Van wonen op de eindeloze campo waar je zo mooi kunt paardrijden (Chaia en Bloem’s nieuwe passie hier) en dat het nu kersentijd is. Mandenvol krijgen we cadeau. Ik schik ze in mijn mooiste schaal en trek lekker toch een jurkje aan in plaats van steeds maar die verfkleren. Steve kijkt verbaasd op: ‘Hé, waar ga je naar toe?’
Auteur: Anna
Tijdreis Montefrio
‘Alsof je dertig jaar teruggaat in de tijd.’
Zo beschreef een Engelse vrouw het leven hier in Zuid-Spanje.
Dat betekent dus dat Bloems leven moet lijken op dat van mij toen ik twaalf jaar was. Ik vind dat op een of andere manier enorm geruststellend. Het klopt ook wel: de kinderen hier zijn veel aan het buitenspelen, gaan naar eenvoudige clubjes (voetbal, volleybal, veel dingen met ballen), naar het gemeente-zwembad. Er is een tv met weinig zenders en een ‘sneeuwerig’ beeld. Gasflessen, water zelf tappen uit de bron, nergens een afwasmachine. In de winkels weinig exotische dingen, alleen groenten van het seizoen. En een bibliotheek die je makkelijk in een jaar leeg kan lezen (en Chaia in een maand).
Sowieso is er hier een veel lager consumptie-patroon dan we in Durgerdam zagen. Er is ook nogal wat stille armoede. Onze buurvrouw moet blozend op de pof in de supermarkt brood voor haar drie jongens kopen (dat kan dus wel). En drie dozen oude kleren worden door de klusjesman jubelend ontvangen. ‘Mijn vrouw, mijn kinderen en ik hebben al twee jaar niets nieuws gekocht.’
Tsja. Daar sta ik dan in mijn D&G-bloesje tussen het gruizel.
Blauw
Met één handtekening zijn we officieel inwoner van Montefrio. Dunya trakteert ‘van mijn eigen geld’ op een ijsje. Het stadje voelt vertrouwt en Ilco is alweer vrienden met de winkeliers. Maar voelen we ons al echt Spaans? Welnee.
Om te beginnen komen de klusjesmannen allemaal uit Yorkshire. Daarom is het nu al een tijdje alsof we in een Roald Dahlverhaal zijn beland, waarbij iedereen de hele tijd ‘Lov’ly’ zegt en ‘That ain’t no problem, mate’. Bij Roald Dahl vinden die mannen dan een schat of een lijk tussen de muren van de oude cottage, wij vinden alleen maar stof en poezen.
En dan is er ook nog Frank de Belg die de buitenmuren komt helpen schilderen. ‘Die boom voor jullie huis is een mispel,’ weet hij te vertellen, ‘en daarnaast staat een moerbei.’
Een mispel en een moerbei. Zulke mooie oud-Hollandse woorden! Ik word al zo’n echte emigrant die alleen nog maar aan Nederland kan denken in toeristische clichés. Weilanden. Koeien. Bloemenstalletjes. En de mispel en de moerbei.
Wijn, verf en forellen
Uit de dozen en dozen vol boeken die de truck uit Nederland heeft gebracht, heeft Chaia ‘Coraline’ gevist. Coraline is net verhuisd en vindt een griezelig spiegelhuis aan de andere kant van een valse deur.
Ook wij vinden van alles in de cortijo. We bedenken nieuwe spannende doorgangen en veroveren de ene na de andere kamer. De blauwe kamer voor de gasten, een zeekamer voor Dunya, een Toscaanse studio voor Ilco. En mijn favoriet: de lees-schrijfkamer, helemaal wit en zen.
En daar zitten ineens Esther en Mylou op de bank, die met zoons en dochter in het vliegtuig zijn gesprongen om te komen helpen. Dat is nog eens vriendschap!
Thuis
Na 2 jaar, 2 maanden en 20 dagen mag Zeerover eindelijk uitrusten. Want dan zijn we bij de cortijo los gitanos, de zigeunerboerderij aangekomen.
Eerst gaan we het nog vieren in Granada, onze nieuwe stad, een klein uurtje verder. We kopen mooie jurken bij fijne Spaanse winkels, eten ijs en later tajine in de kleine straatjes van de Arabische wijk. Alles is licht en vrolijk.
De volgende ochtend vertrekken we vroeg naar de notaris van Montefrio. De laatste etappe voert ons door eindeloze heuvels, olijfgaarden en vlakten. The middle of nowhere, zo voelt dat dus. Ik word ineens heel zenuwachtig. Het kan daar dan wel los gitanos heten, maar het is wel een huis. Een plek om te blijven. En de zigeunerin in mijn hart, die nu al zo lang in een Landrover woont, mokt en huivert.
Afrika!
’Kijk mama wat leuk: een moslima!’
We zijn weer in Afrika. Bij Tarifa hebben we , ruim twee jaar later, weer de boot genomen naar Marokko.
‘Retour?’ ‘Nee, enkele reis.’ O, wat was ik bang de vorige keer. Enkele reis Afrika en we hadden nog geen idee wanneer en door welke woestijn we terug zouden kunnen.
Wat vond ik Tanger griezelig! ’s Nachts wakker schrikken van de moskee. Verdwalen op de medina. Overal mannen in kaftan met mutsjes op. ‘Spices, spices! Here, safran, smell smell…’We logeerden in het Heimwee Hotel en ik staarde maar steeds over het water naar mijn dierbare Europa.
En nu zit ik er weer, in het Heimwee Hotel. Maar ik kijk de andere kant op. Naar de bergen, waar nu de rozen in de rozenvallei bloeien en je onder de sterren in de woestijn kunt slapen. We zien andere ‘overlanders’ terugkomen, rood zand overal op de auto, en andere daktenten. De geur van vuur. O, als we nu eens….
Ik ben vijf jaar, het is het begin van de jaren zeventig. Ik heb een heel kort gesmockt jurkje aan met pofmouwtjes, en witte kniekousen. Ik loop mee in een Palmpasenoptocht van het buurtcentrum. Op mijn palmpasenstok zit een broodhaantje, ik heb nog nooit zoiets moois gezien. Als ik klaar ben met lopen, krijg ik een chocolade-ei. Mijn moeder lacht, ze heeft een nieuwe jurk aan. Het ruikt naar lente en alles staat op het punt om te beginnen.
Een half leven later val ik zomaar opeens terug in de tijd. Een andere stad, een andere Palmpasenoptocht. Trujillo, Spanje. Meisjes met gesmockte jurkjes, jongens met korte broeken en pullovers, en hun moeders op hun paasbest. Ze hebben een olijftak in de hand, of een korenaar. Palmpasen. Diezelfde lichtheid als toen, diezelfde blijheid in de lucht. Zodra de optocht voorbij is, verschijnen de gedekte tafeltjes op straat en op het plein. Verse broodjes in een mandje, getinkel van glazen. Kinderstemmen.
Middeleeuwse herberg
We leven al een paar dagen in een middeleeuws dorpje in Extremadura, Spanje. Daar hebben we een soort herberg gevonden, pal aan het marktplein. Houten balken, muren van wel een halve meter dik, met een beetje fantasie hoor je de ezelskarren over de keitjes ratelen. Op de daken broeden ooievaars en de grote kerk maakt zich op voor de Mariaprocessies volgende week. Zoals heel Spanje trouwens, Semana Santa is hier echt een gigantisch feest.
En wij… wij zitten in een tijdsvacuüm. Niemand die op ons wacht, niets dat moet. School, schrijven, wijn drinken op het plein in de middagzon. We zijn voorbijgangers, vijf vrije reizigers in tijd en ruimte.
In transit, Andorra
If you don’t know where you’re going any road will get you there
(Lewis Caroll)
‘Ook al valt dat nieuwe huis straks enorm tegen, dan was de reis ernaartoe in ieder geval geweldig,’ zegt Ilco.
En ja, we zijn weer op reis. Bootje varen in Jardin du Luxembourg, limousine-steak eten in Zuid Frankrijk, dagje skiën in Andorra – ons leven is als een stromend bergriviertje waar we schaamteloos de kristalletjes uit opvissen.
Dat begint al in Nederland. Op weg naar Antwerpen stoppen we bij een sprookjesachtige videotentoonstelling van Pipiloti Rist in Rotterdam. Hier kruip je zelf een kristal binnen, een vloeibare wereld van regenboogkleuren. Op bedjes naar kunst liggen kijken – hoe leuk is dat?
We stappen door de spiegel heen; en daarmee is de reis begonnen. Zonder enige agenda, de plannen veranderen met de dag, en niets is blijvend. Alleen de eindbestemming, de zigeunerboerderij – maar nu nog even niet.
Vliegen!
Nooit zal ik vergeten hoe het voelde om te vliegen.
Daar stond ik op een hoge berg uit te kijken over de cidade maravilhosa. Vleugels aan mijn schouder, de zee aan de horizon.
Rennen moet je, niet springen. Je geeft je over op het moment dat je rent. De berg is vlak, dan houdt hij op. Moest toch nog heel even aan Kruimeltje Leeuwenhart denken, de dapperste boekenheld aller tijden. Toen ging ik zelf.
En dat er dan niks meer is. Geen onderkant, geen zijkant. De razende wind die je draagt.
When you have come to the edge of light and step into the darkness of the unknown
One of the two will happen to you
Either you’ll find something solid to stand on
Or else you’ll be taught how to fly
(Richard Bach, de schrijver van Jonathan Livingston Seagull)