Het is zover. Hiervoor zijn we naar Rio gekomen. Via Afrika, via Nederland.
Bloem, Ilco en ik gaan kijken naar de sambaparade. En … meedoen! Dat laatste wordt nog een heel avontuur.
Maar de eerste avond zitten we nog gewoon op de tribune. Dit is wat je altijd op de tv ziet: het grote feest met glitter, veren en de meest onvoorstelbare praalwagens. Een cadeau van de favelas zeggen ze, want daar komt al dit moois vandaan: uit de krottigste krottenwijken. Carnaval is een brug naar een andere wereld. Iedereen wil boven zichzelf uitstijgen, wil winnen van de andere sambascholen.
´Kijk nou, kijk dan toch!´ Er zijn praalwagens zo groot als cruiseschepen, met tijgers, zeemeerminnen, gouden zeepaarden, fonteinen met echt water en zwanen van acht meter hoog, die uit elkaar vallen in allemaal dansende mensen. De kostuums zijn stuk voor stuk ongelooflijk, versierd met duizenden edelstenen. Er zijn sambakoninginnen die worden toegejuicht als voetbalhelden. Honderden muzikanten die het sambalied van de school drummen. Oude wijze dames met hoepelrokken. En duizenden figuranten, per school dan.
Elke school heeft zijn eigen thema: oceanen, theater, de geschiedenis van de drum.
Vaak wordt er in beelden een verhaal verteld, meestal is er ook een maatschappelijk kantje.
Muziek verbroedert. Geen oorlog, maar liefde.